Foto gemaakt door Sjef Kenniphaas
Foto gemaakt door Sjef Kenniphaas
Nu

Aanloop winter: invloed van de zeeën

Nu de zomer voorbij is en de meteorologische herfst vandaag begint, werken we langzaam naar het moment toe waarop we onze eerste versie van de verwachting voor de komende winter gaan uitgeven. Dat zal ergens in de tweede helft van september zijn.

Iedereen die onze verwachtingen voor de ultralange termijn met enige regelmaat volgt, weet dat er allerlei factoren zijn die we in de gaten moeten houden om tot een seizoensverwachting te kunnen komen. Ze hebben elk op hun eigen manier invloed op het weer bij ons en hun onderlinge samenhang bepaalt, waar het met het weer uiteindelijk naartoe zou kunnen gaan, in het seizoen dat in de verwachting centraal staat.

Van de vier seizoenen, is de winter qua drukverdeling en de factoren die daarop van invloed (kunnen) zijn het meest overzichtelijk. Dit heeft onder meer met de laagstaande zon te maken, die minder lokale effecten veroorzaakt dan bij voorbeeld in de zomer het geval is. Het gevoel onder meteorologen is dan ook dat we, als we er al eens in zouden slagen om betrouwbare seizoensverwachtingen te gaan maken, er voor de winter het dichtste bij zijn. En ook dan gaat het gewoon nog heel vaak niet (helemaal) goed.

Nu staat de invloed van de zee centraal

In aanloop naar de eerste versie van onze winterverwachting zullen we een aantal van de factoren, waarvan we nu eigenlijk al weten dat ze in de wintermaanden een rol gaan spelen, alvast tegen het licht houden. We keken al naar de invloed van de zon en de start van de nieuwe zonnevlekkencyclus, vandaag staat de invloed van de zee centraal.

In het weer op aarde hangt alles met elkaar samen. Zo op het eerste gezicht lijkt het een heel chaotisch systeem, maar als je er wat beter naar kijkt, dan zit er ook best structuur in. We weten allemaal dat de zon het ene halfjaar vooral het zuidelijke halfrond van de aarde beschijnt (onze herfst en winter) en het andere halfjaar het noordelijke halfrond (onze lente en zomer). Hij beweegt als het ware heen en weer tussen Kreeftskeerkring (23,5 graden noord) en de Steenbokskeerkring (23,5 graden zuid). Tussen die twee keerkringen bevinden zich de plaatsen waar de zon één of meerdere keren per jaar precies loodrecht boven de aarde staat. Dat zijn de plekken die de meeste warmte van de zon ontvangen.

Kijk je naar het weer, dan zie je dat een lijn met regen- en onweersbuien, die de Inter Tropische Convergentie Zone wordt genoemd (ITCZ), min of meer met de zon meebeweegt. Warme lucht stijgt hier op, koelt af en vormt zware buien. Omdat ze in de gebieden tussen de keerkringen één of twee keer per jaar langskomen, spreken ze daar van een droge en van een natte (regen)tijd.

Woestijngordels

Daar waar de lucht op de ene plaats stijgt (in de ITCZ), moet hij op een andere plek weer dalen. Dat gebeurt aan weerszijden van die ITCZ, aan de noord- en aan de zuidkant dus van de gebieden op aarde waar de zon ongeveer loodrecht boven staat. Op de plekken waar de lucht daalt, treffen we woestijngordels aan, zowel op het noordelijke als op het zuidelijke halfrond. Denk bij ons in de buurt aan de Sahara, maar ook aan woestijnen in het zuiden van de VS en in China. Op het zuidelijke halfrond kun je aan de woestijnen in Australië en in delen van Zuid-Amerika (Argentinië en Chili bij voorbeeld) denken. Ga je nog weer noordelijker en zuidelijker dan kom je in de gematigde breedten uit, waar de lucht stijgt en waar de gewone lagedrukgebieden zich bevinden. Uiteindelijk eindig je in de poolgebieden, waar het weer vaak rustiger is en in elk geval veel kouder.

De zones, aan weerszijden van de evenaar, waar de lucht stijgt en daalt, worden ook wel de Hadleycellen genoemd. Ze zijn er altijd. Daar waar de lucht stijgt, vind je gemiddeld lagedrukgebieden terug, daar waar de lucht daalt de hogedrukgebieden. Zo krijg je dus een relatief lage luchtdruk bij de evenaar, hogedrukgebieden boven de Sahara (de voor ons bekendste ligt boven zee en heet het Azorenhogedrukgebied) en dan weer lagedrukgebieden in de gematigde zones (met daarbij het voor ons bekende lagedrukgebied bij IJsland). In de zomer schuiven die gebieden met de zon mee naar het noorden, waardoor het in Nederland makkelijker zonnig wordt, in de winter naar het zuiden, waardoor de kou rond de poolgebieden vanuit het noorden normaalgesproken dichterbij komt.

Zo hoort het gemiddeld te zijn, en toch gaat het ieder jaar een beetje anders. En daarom verloopt ieder jaargetijde steeds op zijn eigen, min of meer unieke manier. De factoren die ervoor zorgen dat ieder seizoen bijzonder is, probeer je vroegtijdig te onderkennen. Als dat lukt, kun je tijdig een zo adequaat mogelijke seizoensverwachting maken.

Zeeën spelen een cruciale rol

Het zal geen verbazing wekken dat de zeeën op aarde hierbij een cruciale rol spelen. Ze bedekken ongeveer 70 procent van het aardoppervlak en kunnen enorme hoeveelheden warmte en kou herbergen. Warm zeewater introduceert extra stijgbewegingen, vaak over enorme oppervlakten, terwijl koud zeewater stijgbewegingen juist kan remmen. Dit zijn factoren die de gemiddelde luchtcirculatie op aarde makkelijk een beetje kunnen veranderen en dus van groot belang zijn bij het begrijpen van het weer. En ook bij het accepteren dat ieder seizoen steeds uniek is en nooit hetzelfde verloopt als een jaar eerder.

Om een seizoensverwachting te kunnen maken, moet je dus vrijwel alle zeeën in de gaten houden. Aandachtspunten (en er zijn er nog veel meer) voor de komende maanden zijn: La Niña (langs de evenaar op de Grote Oceaan), de Indische Dipool (Indische Oceaan), de Atlantic Multidecadal Oscillation (noordelijke helft Atlantische Oceaan), de Madden-Julian Oscillation (tropische zeeën) en de Pacific Decadal Oscillation (noordelijke helft Grote Oceaan, voor de westkust VS en Canada).

Invloed van de zeeën is zeer complex

Met uitzondering van de Madden-Julian Oscillation gaat het hier om grote zeegebieden waarvan het water voor langere perioden afwisselend warmer en dan weer kouder dan normaal is. Soms duurt dat niet meer dan een aantal maanden, in bijzondere gevallen kunnen het zelfs tientallen jaren zijn. Stuk voor stuk worden ze voortdurend in de gaten gehouden en beïnvloeden ze het weer (ook bij ons) op hun eigen manier.

De Madden-Julian Oscillation is een andere parameter die laat zien boven welke gebieden op aarde de activiteit van de ITCZ het grootst is. Ook daar zit een periodieke verschuiving in, met de erbij horende gevolgen voor het mondiale weer.

Als je dit allemaal bij elkaar optelt, dan kun je je goed voorstellen dat de invloed van de zeeën op het aardse weer zeer complex is. De factor (of de combinatie van factoren) die de meeste invloed heeft, zet het weer uiteindelijk naar zijn hand, Alleen weet je van tevoren lang niet altijd welke dat zal zijn. Vaak kun je het pas achteraf wel ongeveer bepalen.

Reinout van den BornChef Redactie