Foto gemaakt door Michel Looyenstein
Foto gemaakt door Michel Looyenstein
Nu

Waarom warmt Europa zo snel op?

Het Europese continent is sinds de tweede helft van de 19e eeuw, toe de industriële revolutie begon, twee keer zo snel opgewarmd als de rest van de wereld, zo maakte het aarde observatieprogramma Copernicus van de Europese Unie bekend. Daar waar de rest van de wereld een opwarming van gemiddeld 1,1 graden heeft gezien, bedroeg de opwarming in Europa gemiddeld twee graden. De reden waarom dit zo is, is nog niet duidelijk, zo zeggen de wetenschappers van Copernicus. Toch doen wij een poging het verschil te verklaren.

Iedereen die op school zijn eerste stapjes in de meteorologie zet, krijgt het te horen: het grootste deel van Europa bevindt zich in de gematigde zone. In een klimaat waarin de straalstroom met zijn westelijke winden een centrale rol speelt. Door de combinatie van die westenwind en de nabijheid van de Atlantische Oceaan zijn de winters zacht en de zomers gematigd warm. Verder is het in alle jaargetijden wisselvallig. Daarbij zijn er natuurlijk de verschillen tussen noord en zuid (van koud naar warm) en van west naar oost (van een uitgesproken zeeklimaat naar een klimaat met steeds meer landelijke invloeden).

Klimaatzones schuiven op

We zien een paar trends. Door de klimaatverandering lijken de klimaatzones boven Europa naar het noorden op te schuiven. Het koude gebied in het noorden wordt steeds kleiner, het warme gebied in het zuiden steeds groter.

De straalstroom, die de twee zones van elkaar scheidt, lijkt gemiddeld gesproken ook een steeds noordelijkere positie in te nemen en langzaam ook minder sterk te worden, al zijn er wat dit betreft nog wel steeds grote fluctuaties. In de zomer breekt de straalstroom tegenwoordig in stukken. Het lijkt erop dat de invloed ervan op het weer in steeds grotere delen van Europa tijdens de zomermaanden afwezig is. Vooral in die periode krijgt het weer op het continent steeds meer de kenmerken van een landklimaat.

De hoge atmosfeer koelt af

Daar waar de troposfeer, globaal de onderste 12 kilometer van de atmosfeer warmer wordt, zien we de stratosfeer (het deel van de atmosfeer daarboven) juist afkoelen. De afgelopen winter was daar een mooi voorbeeld van. Het werd in de stratosfeer zo koud boven de Noordpool dat we én een ongehoord sterke poolwervel kregen (een straalstroom in de stratosfeer om het poolgebied heen) en een gat in de ozonlaag.

Een laatste belangrijk kenmerk van het Europese continent is dat een langgerekte bergketen aan de westkant met hoge toppen als in de Rocky Mountains in Noord-Amerika en de Andes in Zuid-Amerika bij ons ontbreekt. Zo’n bergketen had ons meer tegen de invloeden van de Oceaan kunnen beschermen. Die heeft in Europa nu volledig vrij spel, als het weer dat zo wil. In Noord- en in Zuid-Amerika ligt dat facet natuurlijk een stuk genuanceerder.

De veranderingen per seizoen

Als we de seizoenen nu doorlopen, dan zien we het volgende. In de winter ligt de straalstroom noordelijker, maar is nog wel prominent aanwezig. Westenwinden hebben in een veel groter gebied vrij spel dan in het verleden. Zachte lucht vanaf de Oceaan heeft in grote delen van Europa vaker dan vroeger vrij spel en dringt diep tot in Rusland door. Vooral daar is de opwarming in de wintermaanden de laatste decennia spectaculair te noemen. Koude lucht boven het continent kan alleen standhouden als een hogedrukgebied in het noorden ligt. Zo’n hogedrukgebied komt al jarenlang niet meer van de grond, door de sterke poolwervel in het poolgebied. Om een koude winter te krijgen, moet je het in Europa vaak van de koude extremen hebben. De zijn vrijwel verdwenen.

In de lente valt op dat de straalstroom al heel snel uit beeld verdwijnt, veel eerder dan vroeger. Dit jaar gebeurde dat halverwege maart. Een gevolg is dat de hogedrukgebieden die bij de lente horen hun invloed vroeger kunnen uitoefenen dan in het verleden het geval was. De westenwinden verdwijnen achter de horizon, het wordt snel droog, de zon krijgt meer en meer vrij spel en slaagt er sneller in de temperaturen omhoog te krijgen. Doordat de natuur daarbij veel eerder dan vroeger uitloopt, spitst de situatie zich juist in april toe. De combinatie van droogte, intense zonneschijn en het water dat ook door de natuur uit de grond wordt gezogen maakt dat dit de maand is die het snelste opwarmt. In Nederland is er in april de laatste 20 jaar alleen al zo’n anderhalve graad bijgekomen.

Landklimaat in de zomer

Net als de lente lijkt ook de zomer op het Europese continent steeds meer de kenmerken van een landklimaat te krijgen. Voortbordurend op de droogte en het warme weer die in de lente vaak al de kop hebben opgestoken, blijft de straalstroom in de zomer in grote delen van ons werelddeel buiten beeld. Het zijn de thermische effecten die nog ‘weer’ veroorzaken, en dat vooral aan de westkant van ons continent. Op zeewindfronten ontstaan nog onweersstoringen die het weer af en toe wat laten kantelen. Perioden met koel weer, de passage van storingen vanaf de oceaan met bewolking en regen (zoals in de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw nog vaak gebeurde) komen eigenlijk niet meer voor. We zien daarom ook de zomermaanden in Europa over een breed front snel warmer worden. In grote delen van Noord- en Zuid-Amerika was dit landklimaat er altijd al, door de bergen in het westen.

In de herfst ten slotte is het effect misschien nog wel het minst sterk. Ja, september gedraagt zich af en toe als een vierde zomermaand, maar er zijn genoeg jaren dat dit ook niet gebeurt. En ook oktober heeft z’n warme oprispingen, maar slaat nog geregeld een jaartje over. Van november ten slotte is maar weinig te vertellen. Dit is en blijft één van de saaiste weermaanden van het jaar. Ook de herfst wordt als seizoen steeds warmer, maar valt wat dit betreft minder op dan de drie andere seizoenen die we jaarlijks beleven.

Minder koude stromingen

Dus ja, koude stromingen komen in Europa minder voor en vanaf het voorjaar krijgt het weer hier steeds meer trekken van een landklimaat, omdat de straalstroom dan volledig uit elkaar geslagen wordt. In de zomer is er daardoor geen duidelijke stroming meer en hebben we veel gemakkelijker ook aflandige winden met bijbehorende warmte. Er vormt zich tegenwoordig sowieso makkelijker een warmtepoel boven het Europese binnenland dan vroeger.

Schonere lucht, meer zon

In de winter moeten we het voor de kou van koude extremen hebben en die komen in het huidige klimaat bijna niet meer voor. Daarbij zijn we er in Europa (als op geen andere plek op aarde) de laatste decennia in geslaagd om de lucht door allerlei maatregelen een stuk schoner te krijgen. Een gevolg hiervan is dat er minder wolken zijn en veel minder mist. De zon schijnt langer dan vroeger en ook dat verschil levert een versnelde stijging van de temperaturen op. Zo moeten we toch aardig in de buurt zitten van een verklaring voor het feit dat de opwarming juist in Europa sneller gaat dan in andere delen van de wereld.

Reinout van den BornChef Redactie