Hoe groot kan een sneeuwvlok worden?
De sneeuwlaag die vorige week in Nederland lag, was zeer compact en bestond uit kleine ijskristallen, gevallen tijdens sneeuwstorm Darcy. Er was zoveel wind dat de meeste sneeuw als een soort van stuifsneeuw omlaag kwam. Het werken met de sneeuwschep in de compacte laag kostte veel energie en leverde hoge bergen sneeuw op. Later viel in het noorden sneeuw uit sneeuwbuien vanaf de Noordzee. Die laag was een stuk luchtiger en was opgebouwd uit veel grotere vlokken.Het is algemeen bekend dat de Inuit, de bevolkingsgroepen die bijvoorbeeld in Canada en in Groenland in het noordpoolgebied leven, veel verschillende woorden voor sneeuw hebben, omdat zij allerlei soorten kunnen onderscheiden. Ook in Nederland weten we inmiddels wel dat de ene sneeuwlaag de andere niet is. Maar waar komen die verschillen vandaan? Aan welke invloeden staan zich vormende sneeuwvlokken bloot? En hoe groot kunnen ze worden?
Een vlok van 38 bij 20 centimeter
Op weerforum Weerwoord.be stond gisteren een verwijzing naar een artikel waarin een sneeuwlok met een diameter van 38 centimeter en een dikte van 20 centimeter werd beschreven. Je zult zo’n vlok maar uit de lucht zien vallen! Dat moet een heel spektakel zijn. De melding gaat al terug naar het jaar 1887 en duidelijk bewijs, in de vorm van een foto (ja, er werden toen al foto’s gemaakt) of iets dergelijks wordt niet geleverd. We moeten dus maar gissen of die vlok er echt is geweest. Wat we wel kunnen doen, is proberen te verklaren of zo’n sneeuwvlok zou kunnen ontstaan.
Laten we bij het begin beginnen. Sneeuwvlokken vormen zich in wolken waarin zowel ijskristallen als waterdruppeltjes voorkomen. IJskristallen ontstaan doordat waterdamp bij temperaturen grofweg beneden -10 graden in één klap van de gasvormige fase naar de vaste fase overspringt (zonder even vloeibaar te worden) en een ijskristal vormt. Dit proces wordt het Wegener-Bergeron-Findeisen proces genoemd, naar de onderzoekers die het ooit hebben aangetoond.
Sneeuwvlok groeit op allerlei manieren aan
Zo’n ijskristal begint vervolgens aan een (meestal) lange reis naar het aardoppervlak. Het kan daarbij op allerlei manieren aangroeien, niet alleen door dat eerder genoemde proces, maar ook doordat er waterdruppeltjes op aanvriezen of doordat meerdere vlokken samenklitten. De temperatuur van de wolk, de hoeveelheid vocht die beschikbaar is en bij voorbeeld de wind waaraan de sneeuwvlok blootstaat, spelen tijdens de reis naar beneden een belangrijke rol in het eindresultaat.
Hoe kouder het in de wolk is, hoe lichter de sneeuwvlok vaak wordt. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat koude lucht minder vocht kan bevatten. In Canada, waar het in de winter vaak ijskoud is, kan het uit kleine wolken de hele dag sneeuwen. De vlokken, die daar flurries worden genoemd, vertegenwoordigen nauwelijks enige neerslag, maar je ziet ze goed. Zou er één millimeter aan regen vallen, dan kan die millimeter aan sneeuw wel een laag van 10 centimeter aan superluchtige sneeuw opleveren. Sneeuw die onder je voeten niet eens kraakt, zo luchtig is hij.
Natte sneeuw is veel zwaarder
Natte, of smeltende sneeuw daarentegen is veel zwaarder, want er zit ook vloeibaar water in. Je hebt onder dergelijke omstandigheden veel meer neerslag nodig voor een centimeter sneeuw. Soms kan de verhouding wel twee op een zijn. Op 25 november 2005 hadden we in het midden van Nederland zo’n situatie. Er viel natte sneeuw (tot wel 95 millimeter aan neerslag) en hier en daar groeide de sneeuwlaag tot ongeveer 40 centimeter aan. Het was zulke zware sneeuw dat vele (platte) daken en bomen er uiteindelijk onder bezweken. Dan zit je aan de andere kant van het spectrum.
Toen sneeuwstorm Darcy in Nederland passeerde, botsten subtropische lucht vanuit het zuiden en arctische lucht vanuit het noorden op elkaar. Terwijl het aan de grond steeds kouder werd, was het hogerop in de atmosfeer, waar de subtropische lucht aan het stijgen was, een stuk warmer. Die lucht kon behoorlijk wat vocht bevatten en daarom viel er zoveel sneeuw, bij temperaturen aan de grond die daar eigenlijk geen aanleiding toe gaven. Het was een voor Nederland unieke situatie.
Grootste vlokken ontstaan bij weinig wind
Om de grootste vlokken te krijgen, moet je eigenlijk een situatie creëren waarin er wel veel vocht in de lucht beschikbaar is, maar wind vrijwel helemaal achterwege blijft. Er ontstaan dan niet alleen forse sneeuwvlokken, ze kunnen ook goed samenklitten en helemaal tot beneden aan elkaar vast blijven zitten, want die verbindingen zijn helemaal niet zo sterk. Vooral bij temperaturen net boven nul gaat dit goed en kunnen zich grote sneeuwvlokken vormen. Iedereen kent ze wel: de watjes die tijdens winterse buien vooral in het voorjaar omlaag kunnen komen.
Overigens kan het bij temperaturen ver onder nul ook best lukken, zeker als er van die superluchtige sneeuwvlokken ontstaan die maar heel langzaam omlaag vallen. In dat geval kun je ook fraaie creaties verwachten. Maar 38 bij 20 centimeter? Dat zou dan een samenspel van vele honderden sneeuwvlokken moeten zijn geweest. Ik heb ze zelf in mijn leven in elk geval nog nooit gezien.