Windstoten: wat zijn het en hoe ontstaan ze?
Morgen gaat het flink waaien en is aan zee zelfs kans op een officiële lentestorm. Maar het is vooral rond het middaguur oppassen voor de windstoten. Boven land komen zware windstoten tot circa 90 km/u voor en de kustgebieden maken kans op zeer zware windstoten van 100 tot lokaal 115 km/u. Ook in de avonduren blijven flinke uitschieters mogelijk tijdens buien. Hoe komt het dat juist dan de wind even flink kan uithalen?Wind is lucht die beweegt. Iedereen heeft weleens gehoord dat het waait als er tussen de ene en de andere plek een verschil in luchtdruk ontstaat. Die luchtdruk meet je met een barometer en wordt tegenwoord in hectoPascals (hPa’s) aangegeven. Hoe groter dat drukverschil is, hoe sterker de wind. Op weerkaarten kun je de wind aflezen uit de afstand tussen de lijnen van gelijke luchtdruk, de isobaren. Komen ze dichter op elkaar te liggen, dan gaat het harder waaien.
De kracht van de wind wordt gemeten. Meteorologen gebruiken daarvoor windmeters, de zogenoemde anemometers. Weinig mensen weten dat de windkracht, zoals hij in de weerberichten wordt genoemd, het gemiddelde is van zo’n windmeting gedurende 10 minuten, op een windpaal 10 meter boven het grondoppervlak. Dus staat er een windkracht 5, dan is dat de gemiddelde wind van de 10 minuten ervoor, op 10 meter hoogte. Om van een officiële storm te spreken moet het bij minstens één weerstation zelfs een uurvak, dus 6 metingen, gemiddeld met windkracht 9 waaien. Nu is de windsterkte vrijwel nooit constant. Binnen die 60 of zelfs 10 minuten kan het dus veel harder hebben gewaaid, maar ook rustiger zijn geweest.
Wat zijn windstoten?
De momenten waarop het binnen de meetperiode van 10 minuten harder waaide dan het gemiddelde worden windvlagen genoemd. Hoe verder de snelheid van de windvlagen bij de gemiddelde wind vandaan zit, des te opvallender zijn ze. Vooral bij zware buien in de zomer komen geregeld windvlagen voor, maar ook in de winter kunnen ze optreden.
Binnen het weer zijn windstoten gereguleerd. Bereikt een windvlaag een snelheid van ten minste 50 kilometer per uur dan wordt officieel van een windstoot gesproken, komt een windvlaag op of boven 75 kilometer per uur uit dan is er sprake van een zware windstoot. Een windvlaag met een snelheid van minstens 100 kilometer per uur wordt een zeer zware windstoot genoemd.
Buien wakkeren de wind aan
De windstoten die morgen worden verwacht, zijn een combinatie van de harde wind die er dan toch al waait, de nog veel sterkere wind op enige hoogte in de atmosfeer en het feit dat er enkele buien over het land trekken. Rond het middaguur schijnt op veel plaatsen de zon, maar komen met name in het noorden enkele buien voor.
In de grote wolken, waaruit die buien bestaan, doen zich zowel sterke stijgbewegingen als abrupte daalbewegingen voor. Het zijn vooral die daalbewegingen die iets van de wind op wat grotere hoogte mee naar het aardoppervlak kunnen nemen. Op die manier haalt de wind nóg wat sterker uit dan hij op basis van de bestaande weerssituatie met heel veel wind toch al zou doen. En om een idee te geven: morgen staat op 1500 meter hoogte een orkaan met snelheden van ruim 120 kilometer per uur. Als alles 'goed valt' zou deze wind met een bui mee naar beneden kunnen komen.
Het is ook hierdoor dat de wind tijdens de passage een bui(enfront) wat sterker is dan op enige afstand er vandaan. Morgenvroeg betekent dit dat de van zuidzuidwest naar westzuidwest draaiende wind aan zee in plaats van stormachtig even een volle storm kan zijn (9 Bft.) en dat de windvlagen, die toch al snelheden tot (ruim) 90 kilometer per uur halen, even tot ruim 100 (misschien wel 115) kilometer per uur kunnen aantrekken. In het binnenland zijn de passerende buien ook goed voor windvlagen tot 90 kilometer per uur. De reguliere wind kan daar even hard zijn (7 Bft). In de loop van de middag en avond neemt de wind af, maar juist in de avond komen actievere buien met hagel en onweer het land binnen. De windstoten kunnen ook dan nog zwaar tot zeer zwaar zijn.
Boven land net zo zwaar als boven zee
In tegenstelling tot in het najaar, zien we dat de windstoten morgen in het binnenland (vrijwel) net zo zwaar zijn als boven de Noordzee. Dit komt omdat de atmosfeer boven land onstabiel is. De zon zal de aarde opwarmen en deze relatief warme lucht stijgt op. Omdat er stijgbewegingen zijn, zullen automatisch ook daalbewegingen plaatsvinden (de opstijgende lucht moet worden aangevuld). Dit noemen we ook wel turbulentie en in zo'n situatie pakken windstoten extra fel uit. Een windstoot is immers een daalbeweging en deze wordt door turbulentie aangesterkt.
De Noordzee is nu in de late winter en in het voorjaar relatief koud en daardoor koelt de onderste luchtlaag boven het water ook af. De relatief zwaardere koude lucht stijgt niet op waardoor de atmosfeer niet turbulent is en stabiel blijft. Daardoor zullen de uitschieters niet zo heel veel afwijken van de gemiddelde windsnelheid.
In het najaar was dat heel anders geweest als het zeewater juist relatief warm zou zijn. Dan was juist boven zee sprake van een onstabiele luchtlaag met dáár nog veel zwaardere windstoten. In het binnenland valt het dan vaak mee met de storm en de zware windstoten. Er zijn zelfs situaties bekend waarbij aan zee een volle storm werd gemeten, terwijl landinwaarts een zwakke wind stond en zelfs mist voorkwam!