Zien we nu al iets van de komende winter?
Vooruitkijken naar de winter, terwijl we nog middenin de augustusmaand zitten, zal menigeen nog rauw op het dak vallen, zeker nu de bijna voorbije zomer niet in alle opzichten een succes was. Maar er is op de weerkaarten iets bijzonders aan de hand, nu de wind de komende weken maar niet uit de noordhoek lijkt te willen komen. En dat is bijzonder in een fase van het jaar waarin zuidelijke winden veel meer voor de hand liggen. Zien we hier al iets van de naderende winter?In een tijd waarin klimaatverandering en de daarbij horende opwarming de kansen op een winter van formaat steeds kleiner maken, is de komende winter er misschien één om nog eens goed voor te gaan zitten. Eén van de redenen hiervoor is dat de aanloop ernaartoe nu al interessant is.
Het pakket aan op de achtergrond sturende drijvers voor de komende winter lijkt niet of nauwelijks af te wijken van wat we tijdens de vorige winter hadden. En die laatste winter was, zeker gedurende de februarimaand, behoorlijk interessant. Verder worden we dit jaar met een drukverdeling geconfronteerd die nogal afwijkt van normaal, lijkt er in het poolgebied deze zomer meer zeeijs over te blijven dan in de afgelopen jaren en lijkt het erop dat de afkoeling van het hoge noorden de komende weken al duidelijk op gang komt.
Na het zonnevlekkenminimum
De komende winter valt 2 jaar na het laatste zonnevlekkenminimum. Dat is voor een koudere winter geen ongunstige plek, zo blijkt uit waarnemingen uit het verleden. De meeste Elfstedentochten werden in winters gehouden die tijdens of net na een zonnevlekkenminimum vielen. We zitten nu ook in zo’n periode. De komende winter en de winter daarna lijken de twee winters te zijn die het meest van dat mogelijke effect van het net voorbije zonnevlekkenminimum kunnen profiteren.
De vraag is nu of je in deze tijd al iets kunt zien van wat er tijdens de winter, die nog meerdere maanden van ons vandaan is, gaat gebeuren? Om hier een beeld van te krijgen, moet je – als er al iets te vinden is – naar de grootste winters van weleer kijken, in dit geval die van 1947, 1963, 1942 en 1940. En, om deze eeuw niet te vergeten, hebben we ook de winter van 2010 erbij gepakt, de koudste van deze eeuw. Het zijn allemaal winters die gedurende langere tijd door een heel specifiek drukpatroon werden gedomineerd. Mogelijk was dat ook eerder al te zien.
De winter van 1940
Voor elk van de winters zoeken we uit wat er in het jaar ervoor tijdens de augustusmaand en aan het begin van de septembermaand, grofweg de periode waarin we nu zitten, op de weerkaarten te zien was. We beginnen met de aanloop naar de winter van 1940. In augustus 1939 zagen we op de weerkaarten veel hogedrukgebieden in het hoge noorden. Vaak ging het hierbij om Scandinavië en het noordwesten van Rusland, maar Groenland en IJsland kwamen ook voor. Met name in de tweede helft van augustus was het in Nederland behoorlijk warm, door zuidoostelijke winden.
In 1940 volgde een winter met vaak hogedrukgebieden boven Scandinavië. In december doken ze al af en toe op, maar werden toen door depressies op de oceaan soms nog omver gelopen. In januari en ook in februari hadden de Scandinavische hogedrukgebieden de overhand en sloeg de winter meerdere malen hard toe. Het Hellmanngetal steeg tot een totaal van 294 punten.
De winter van 1942
De volgende winter die we bekijken, is die van 1942. Bezien we hier naar de aanloop in augustus en begin september, dan leek deze wel iets op wat we dit jaar ook meemaken. Namelijk met hogedrukgebieden op de oceaan die steeds weer bellen met relatief koude bovenluchten vanuit het noordwesten onze kant op stuurden. De overheersende windrichting was ook toen tussen west en noord, eind augustus en begin september overgaand in een langdurige periode met noordwestelijke winden, door een hogedrukgebied west van ons dat van geen wijken wist.
Na een eerste hogedrukgebied boven Scandinavië aan het begin van de maand, liet december eerst een periode met een golven westcirculatie zien. Daarna kwam een hogedrukgebied lange tijd bij ons in de buurt te liggen. Vanaf halverwege januari verschenen de echt winterse drukverdelingen op de weerkaarten. Hogedruk op de oceaan en boven het noordwesten van Rusland werkten daarbij samen en kregen meerdere malen over Scandinavië verbinding met elkaar. Later in februari verschoof het zwaartepunt van de hogedruk steeds meer naar IJsland en Groenland. Het Hellmanngetal in de winter van 1942 liep uiteindelijk op tot een totaal van 333,5 punten.
De winter van 1947
De derde winter van dit setje is die van 1947, in een jaar dat van het begin tot het einde door Scandinavische hogedrukgebieden werd gedomineerd. Het leverde de koudste winter van de vorige eeuw en ook een van de allerwarmste zomers ooit op. In de aanloop ernaartoe zagen we in augustus 1946 veelvuldig hogedrukgebieden in de regio tussen Spitsbergen en Nova Zembla. Lagedrukgebieden werden er ver door naar het zuiden gedreven. Augustus gaf bij ons eerst een soort van westcirculatie te zien, later kwamen de lagedrukgebieden vaker boven het Verenigd Koninkrijk tot stilstand en waaide de wind vaker uit het zuiden. Augustus was daarbij redelijk gematigd.
In december doken meteen de eerste hogedrukgebieden boven Scandinavië op en dat bleef de rest van de winter zo, met één opvallende onderbreking in de tweede decade van januari. Vanaf de 9e was het even gedaan met de winter. Lagedrukgebieden van de oceaan zetten een weekje een tandje bij waarbij het zacht en wisselvallig werd. Op de 17e steeg de temperatuur in Maastricht zelfs tot ruim boven 17 graden. In de dagen daarna werd de atmosfeer opnieuw verbouwd en herstelde de winter het regime dat daarna de rest van de wintermaanden zou aanhouden. De winter van 1947 schopte het tot 348 Hellmannpunten, waarschijnlijk voor altijd de hoogste score in De Bilt.
De winter van 1963
De laatste winter van de vorige eeuw die we bekijken, is die van 1963, die je toch wel de ultieme Groenlandwinter mag noemen, omdat de hogedrukgebieden in die winter steeds weer in het zeegebied tussen IJsland en Groenland opdoken. Ook in de aanloop naar die winter waren er in augustus 1962 veel noordelijke hogedrukgebieden op de weerkaarten te zien, met name in het gebied tussen Groenland en IJsland aan de ene en Spitsbergen aan de andere kant. Bij ons lag de straalstroom hierdoor in augustus zuidelijk en was het vaak wisselvallig en koel.
De winter die erop volgde liet in december in onze omgeving al een eerste hogedrukgebied zien dat rond Sinterklaas in delen van Nederland een ongekend dichte mist bracht. Daarna was het woord aan een westcirculatie. Vanaf 21 december volgende de ombouw naar de wintersetting die vervolgens de rest van de winter aanhield en vooral gesteund werd door hogedrukgebieden die steeds weer in de regio Groenland-IJsland opdoken en de kou er bij ons almaar in hielden. Qua gemiddelde temperatuur was de winter van 1963 de koudste, maar het Hellmanngetal was met 337,2 een fractie lager dan het puntentotaal zoals dat in de winter van 1947 was opgebouwd.
De winter van 2010
De laatste winter die we bekijken, is de koudste winter van deze eeuw. Het gaat om de – eveneens Groenland- – winter van 2010 die het in De Bilt tot een Hellmanngetal van 94,7 punten schopte en daarmee ver in de schaduw staat van de vier hiervoor behandelde winters. Toch was het een interessante winter die door een zeer hardnekkige drukverdeling gedomineerd werd. Leverde die drukverdeling in de winter van 1963 vooral noordoostelijke winden op, met het bekende resultaat, in de winter van 2010 was de wind vaker noordelijk en kon de kou niet echt toeslaan. Wel sneeuwde het bijna iedere dag en kwamen we steeds vaker strooizout voor op de wegen tekort.
In augustus 2009 zagen we het eerste deel van de maand veel hogedruk in het noorden, maar ook boven Scandinavië. Later in de maand viel de Scandinavische tak veel vaker weg. Af en toe kwam nog een puls met warme bovenluchten over Scandinavië en dan via een omweg boven Groenland en IJsland terecht. Vanaf september werden hogedrukgebieden boven de oceaan belangrijker die zich ook al snel tot over de Noordzee en Scandinavië uitbreidden.
In december begonnen we nog met een periode waarin zuidelijke winden domineerden, maar vanaf de 12e stelde zich het patroon van Groenlandhogen in dat de rest van de winter – met kleine onderbrekingen – dominant zou blijken te zijn. We kwamen tot 94,7 Hellmannpunten.
Wat zien we?
Wat in de aanloop naar elk van de hiervoor genoemde winters opvalt, is de aanwezigheid van hogedrukgebieden in het hoge noorden. In de aanloop naar zachte winters als die van 2007 en 2014 was het vaak het Azorenhogedrukgebied dat in de loop van de augustusmaand en aan het begin van september dominanter werd, met dan een mindere rol voor de hogedruk in het noorden. In augustus 1989, in aanloop naar de zachte winter van 1990, zag je eigenlijk hetzelfde.
Kijken we naar de huidige augustusmaand dan zien we dat het Azorenhogedrukgebied zich redelijk afzijdig houdt van het weer bij ons. Noordelijke hogedrukgebieden zijn er wel en die zijn bepalender omdat ze steeds nieuwe lagedrukgebieden onze kant op sturen. Het zijn de lagedrukgebieden die het zomerweer bij ons de afgelopen maanden gematigd en wisselvallig hebben gehouden.
Interessante aanloop
Al met al ziet de aanloop naar de komende winter er nu om allerlei redenen dus zeer interessant uit en is er reden genoeg om de ontwikkelingen de komende maanden met aandacht te blijven volgen.