Foto gemaakt door Willem van Nunen - Vorig jaar viel er op 16 januari wat sneeuw.
Foto gemaakt door Willem van NunenVorig jaar viel er op 16 januari wat sneeuw.
Nu

Als de dagen lengen gaat de winter strengen

Als de dagen lengen, gaat de winter strengen. Het is een aloude volkswijsheid en weerspreuk. Maar zoals we weten, komen weerspreuken bij lange na niet altijd overeen met de werkelijkheid. Hoe zit het met deze weerspreuk? Waar komt dit spreekwoord vandaan en is deze ook dit jaar weer van toepassing?

De weerspreuk heeft een vrij letterlijke betekenis, dus in andere woorden: als de dagen langer worden, wordt het weer meer winters. Uiteraard is dit niet altijd het geval. Desalniettemin zit er - in tegenstelling tot veel andere weerspreuken - een grote kern van waarheid in deze spreuk. Hoe dat zit, lees je hieronder.

Vanaf 21 december toenemende daglengte, maar (gemiddeld) afnemende temperatuur

Meestal is 21 december de kortste dag van het jaar op het noordelijk halfrond. Daarna worden de dagen weer langer, eerst langzaam, maar tot en met halverwege maart steeds sneller. Ging de zon op 21 december in het midden van het land nog onder om 16:29, daar is dit nu al 16:58. De komende dagen, weken en maanden wordt dit alleen maar meer. Begin februari gaat de zon bijvoorbeeld pas onder om half 6.

Ondanks dat de dagen in december het kortst zijn, is dit niet de koudste maand. Zo is de gemiddelde temperatuur (1991-2020) in december in De Bilt 4,2 graden. De gemiddelde temperatuur in januari en februari is lager met respectievelijk 3,6 en 3,9 graden. In klimatologische zin kun je dus ook stellen dat 'als de dagen lengen, de winter gaat strengen' - al kun je bij een gemiddelde temperatuur van ruim 3 graden natuurlijk nog niet bepaald spreken van 'streng winterweer'.

Dit laatste is dan ook vooral de realiteit van de Nederlandse winter. In Nederland hebben we simpelweg niet elke winter te maken met winterweer, zeker de laatste jaren niet meer. Maar in de vorige eeuw kwam het in de meeste winters wel tot een vorstperiode, regelmatig zelfs meerdere in één winter.

Veruit meeste koudegolven na de kortste dag

Hoewel de winter dus echt niet altijd 'strengt' na de kortste dag, daar zien we in de statistiek wel duidelijk terug dat veruit het meeste winterweer zich na de kortste dag voordoet. Zo hebben we in De Bilt sinds het begin van de metingen 33 koudegolven (een opeenvolgende periode van tenminste 5 dagen met een maximumtemperatuur onder de 0,0 graden, waarvan tenminste 3 dagen een minimumtemperatuur onder de -10,0 graden) gezien, waarvan het overgrote deel na de kortste dag plaatsvond. Slechts 3 koudegolven kwamen in hun geheel voor 21 december voor, terwijl er ook nog een paar koudegolven waren die met de kortste dag overlapten. Naast koudegolven, komt het in de januari en februari gemiddeld ook vaker tot vorst en sneeuw dan in december.

Waarom loopt de temperatuur niet parallel aan de daglengte?

Wellicht zou je verwachten dat het rondom de koudste dag kouder zou zijn dan rondom langere dagen, de zon is immers toch minder lang aanwezig? Maar zo simpel is het niet. In de herfst, als de dagen korter worden, verandert de stralingsbalans. De stralingsbalans is de hoeveelheid inkomende straling van de zon min de hoeveelheid uitgaande warmtestraling. Als de nachten langer worden en de dagen korter, wordt er netto meer uitgestraald dan er door de zon wordt ingestraald en vindt dus afkoeling plaats.

Maar deze afkoeling gaat geleidelijk. Wanneer het noordelijk halfrond de herfst en uiteindelijk winter in gaat, is er een grote hoeveelheid warmte aanwezig dat in de zomer is opgebouwd door het stralingsoverschot. De warmte zit in de atmosfeer, maar ook in bodem en oceanen. Deze koelen maar langzaam af. De warmte maakt geleidelijk plaats voor een koudereservoir, wat zich in het hoge noorden opbouwt. Een uitbreidend sneeuwdek en zeeijsbedekking helpen daarbij mee.

Op 21 december is, over het gehele noordelijk halfrond gezien, die stralingsbalans dan het meest negatief. Maar ook in de weken daarna wordt er netto nog altijd meer uitgestraald dan dat er door de zon wordt ingestraald. Daardoor kan het koudereservoir zich boven het noordelijk halfrond dan nog wat verder uitbreiden. Verder koelt ook het water in onze omgeving meer af en neemt de ijsbedekking op het noordelijk halfrond nog verder toe. Je begrijpt dat hierdoor de kans op kouder weer bij ons groter is.

Vertraging bij zowel afkoeling als opwarming

Dit 'vertraagde' effect van de afkoeling als gevolg van de kortere dagen, zie je eigenlijk ook andersom, in de zomer. De warmste dagen vinden meestal pas plaats na de langste dag op 21 juni, want juli en augustus zijn gemiddeld genomen de warmste zomermaanden. Een voorbeeld van deze vertraging kun je ook zien als we kijken naar de maanden september en maart. Deze maanden zien we vergelijkbare daglengtes, maar in september wil het nog wel eens nazomeren met soms zelfs zomerse of tropische temperaturen, terwijl het in maart soms nog kan winteren en nog regelmatig vriest.

Gaat de winter dit jaar nog 'strengen'?

Voor de winterliefhebbers is het te hopen dat de weerspreuk dit jaar weer uitkomt, maar voor de komende week staat er geen streng winterweer in de weerkaarten. Op donderdag kunnen er wat winterse buien voorkomen en in de nachten kan het komende week lokaal soms vriezen. Maar dat is het dan ook wel.

De hoop is echter nog niet verkeken, want één van de (gemiddeld genomen) koudste wintermaanden (februari) ligt nog in het verschiet en daarin kan het nog maximaal winteren, denk bijvoorbeeld maar aan de koude februariweek vorig jaar of de koudegolf van 2012!

Daan van den BroekMeteoroloog