Donder en bliksem: do’s en don’ts
Het gebeurt gelukkig maar zelden, maar onlangs is in Duitsland iemand door de bliksem getroffen en om het leven gekomen. Nu het ‘onweersseizoen’ de komende dagen voor het eerst aan de deur klopt in meerdere onweersgolven, geven we graag wat uitleg over wat je wel en niet moet doen bij onweer, als je erin terechtkomt.Het was een flinke hagelbui, waar de 62-jarige wandelaarster dit voorjaar in terecht kwam. Met twee anderen was de vrouw aan het wandelen in de buurt van het stadje Vlotho, zo’n 140 kilometer van Enschede. Diezelfde bui was eventjes eerder bij ons overgetrokken. Omdat het zo hagelde, besloten ze even te schuilen onder een groepje bomen. En daar sloeg ineens de bliksem in. Ook de twee andere vrouwen raakten gewond door de inslag, maar overleefden het wel.
Schuilen is je eerste neiging
Velen van ons hebben het al op de basisschool geleerd: ga niet onder een boom schuilen als het onweert. Toch is dit vaak wat er is gebeurd, wanneer je over zo’n dramatisch ongeluk hoort. En dat is ook niet zo gek. Soms weet je helemaal niet dat er een (potentiële) onweersbui boven je hoofd hangt. En zeg nou zelf: als de hagelstenen je om de oren vliegen, of de plensregen met bakken naar beneden stort, dan is het toch echt je eerste neiging om zo snel mogelijk ergens te schuilen.
Zomers onweer
In de Nederlandse zomers komt onweer nogal eens voor. Iedereen kent wel die warme zomerdagen, die aan het eind van de dag met een fikse onweersbui afsluiten. We kennen hier zelfs een soort ‘onweersseizoen’, dat loopt van 1 mei tot 1 oktober ongeveer. Dit is de periode waarin de kans op onweer het grootst is.
Dat heeft alles te maken met de manier waarop onweer ontstaat. Vrijwel altijd geldt: hoe groter de verschillen, hoe extremer het weer. Dat geldt voor onweer ook. Een onweersbui ontstaat bij grote verschillen tussen de temperatuur op de grond en hoog in de lucht. De warme lucht stijgt op, en de koude lucht daalt juist. De deeltjes in die luchtstromen strijken met grote snelheden langs elkaar. Hoe groter de verschillen, hoe harder dat gaat. Door die wrijving wordt een wolk elektrisch geladen.
Die energie moet ergens naartoe; de wolk moet zich ontladen. Dat levert bliksem op. Bliksem is loeiheet. De lucht eromheen wordt in een klap heel sterk verwarmd, en zet uit. In no-time is de bliksemschicht weer weg, waardoor die uitgezette lucht acuut weer in elkaar klapt, als het ware. Dat uitzetten en weer dichtklappen van de lucht rond een bliksemschicht, levert een knal op, die wij kennen als donder. En voilà, een onweersbui. Ook vandaag is er al een kansje: er komt een koufront aan, maar voor die tijd wordt het in het zuidoosten nog behoorlijk warm.
Let op de lucht
Een onweersbui kan heel snel ontstaan. Als je ergens binnen bent, in een gebouw of in de auto, zit je veilig. Maar ben je in de buitenlucht op zo’n warme dag, kun je er dus best door overvallen worden. Het is in elk geval slim om de wolken in de gaten te houden. Een hoog uitgroeiende stapelwolk (zo’n bloemkool) die aan de bovenkant een beetje wazig wordt (verijst) is een potentiële onweersbui. Een hagelbui, zoals de Duitse dames tegenkwamen, is ook een aanwijzing. Die ontstaan vaak in dezelfde soort omstandigheden als onweer. Als het hagelt in de zomermaanden, is dat bijna een garantie voor onweer.
Water: no go
Water geleidt stroom erg goed. Blijf dus uit de buurt van water. Ga van het water af. In een serieuze boot kun je op zich prima de kajuit opzoeken, maar pleziervaarders weten dat een onweersbui niet alleen het gevaar van bliksems brengt, maar ook van windstoten, hagel en golfslag. Ben je aan het vissen? Haal de hengel uit het water.
Bos of open veld
Lopend in een open veld met snel opkomend onweer? Je bent het hoogste punt en dat is geen verstandig idee. In een bos word je omringd door hogere elementen. Misschien denk je dat je daardoor veilig en beschut bent. Maar dat is niet het geval. Een bliksem kan inslaan in een boom en vlak daarbij ook nog een forse schok veroorzaken. De gevaarlijkste plekken zijn die dichtbij een solitaire boom of een bosrand. Middenin een bos is het gevaar wat kleiner, omdat daar alle bomen ongeveer even hoog zijn en een blikseminslag dan weer toevalliger is.
Zowel voor het bos als in het open veld geldt, als er geen andere plek is, ga dan gehurkt en met de voeten tegen elkaar zitten. Maak je dus zo klein mogelijk en hou de voeten bij elkaar zodat de stroom niet een lange weg door je lijf aflegt. Misschien vind je in een veld nog een stukje wat iets lager is, of een greppel. Kies dan die plek.
In de auto
In de auto ben je veilig, omdat de metalen constructie de stroom langs je heen wegvoert. Doe het raam wel dicht. Sommige mensen denken dat je, na een inslag, nog ergens tegenaan moet rijden om de auto te ontladen. Dat is niet zo. De stroom blijft niet op de carrosserie achter, het verdwijnt meteen. (Het is zonde van de lak!).
21, 22, 23...
Ook wel bekend is het regeltje om te tellen tussen bliksemflits en donder. Elke 3 seconden is een kilometer. Hiermee krijg je een redelijke inschatting van hoe ver de bui bij je vandaan is. Maar: reken je niet rijk. Er zijn bliksemontladingen bekend die zich meer dan 20 kilometer van de bui bevonden.