Foto gemaakt door Telegraaf - Ophef over seizoensverwachtingen is van alle jaren. Ook in 1939 was er heisa rond de winterverwachting, toen van het KNMI. De Telegraaf nam het voor ze op.
Foto gemaakt door TelegraafOphef over seizoensverwachtingen is van alle jaren. Ook in 1939 was er heisa rond de winterverwachting, toen van het KNMI. De Telegraaf nam het voor ze op.
Nu

Ophef over seizoensverwachtingen is van alle tijden

Terwijl het maken van seizoensverwachtingen in de meteorologie ook in de moderne tijd, met alle (technische) mogelijkheden die ons nu ter beschikking staan, nog steeds een flinke uitdaging is, is de behoefte eraan in de maatschappij alleen maar gegroeid.

Zo lang als we er mee bezig zijn en ondanks de vooruitgang die is geboekt, gaat het ook nu regelmatig fout. Soms leiden zulke missers tot beroering, niet alleen dit jaar toen de winterverwachting van Weer.nl niet juist bleek, maar ook veel langer geleden. Een mooi voorbeeld is de winter van 1939. Toen waagde het KNMI dat zich aan een verwachting voor de naderende winter, die op 30 november 1938 werd gepubliceerd. Er was een kans van 2 op 3 dat de naderende winter met een bovennormale temperatuur zou verlopen. De neerslaghoeveelheid zou normaal moeten zijn.

Snelle vorstperiode

Toen zich meteen in de tweede helft van december 1938 een vorstperiode aandiende, die uiteindelijk 10 dagen duurde en in een sprookjesachtig witte Kerst uitmondde, was het gehoon in Nederland niet van de lucht. Hoezo een zachte winter, was de algehele teneur. Al het water lag intussen dicht, er was geen scheepvaart meer mogelijk en het vroor als nooit tevoren.

Meteen na de Kerst was het gedaan met de vorst en in januari 1939 keerde de vorst niet terug. Sterker nog: halverwege de maand was het bijzonder zacht en stegen de temperaturen op veel plaatsen gemakkelijk tot waarden in de dubbele cijfers. Reden temeer voor de Telegraaf om in de editie van donderdag 26 januari 1939 op pagina 5 van de krant een lang artikel aan de winterverwachting van het KNMI te wijden. Dr. W. Bleeker schreef het.

Verwachting was voorzichtig gepresenteerd

Bleeker nam het voor het KNMI op. Hij liet zijn lezers zien dat de voorzichtige manier waarop de verwachting was gepresenteerd alle ruimte open liet voor de grillen van het weer, die in ieder seizoen thuishoren. Want was het in de eerste helft van december niet zo zacht geweest dat de verkopers van kolen en alle andere bedrijfstakken die bij een strenge winter baat hadden steen en been klaagden? En was het niet ook zo dat de winter, na rond de Kerst te zijn verdwenen, in de periode daarna helemaal niet meer terug was gekomen? Er was, met nog 35 dagen aan winter voor de boeg, nog voldoende speelruimte voor de verwachting om alsnog uit te komen, stelde hij.

Het KNMI was op dat moment een kleine twee jaar actief met het publiceren van verwachtingen voor de lange termijn, zo staat in het verhaal te lezen. Eerst had het instituut zich op het maken van maandverwachtingen toegelegd, maar het succes was matig. Daarna werd besloten de focus naar seizoensverwachtingen te verleggen.

Moedig

Bleeker wijst erop dat dit moedig was, onder meer gezien de beperkte personeelsformatie waarmee de verwachtingen, die veel berekeningen vergden, gemaakt moesten worden. Ook wees hij op het risico dat het KNMI, dat toch altijd zo’n harde strijd voor zijn populariteit moest voeren, met dit soort verwachtingen liep om zichzelf (onterecht) in diskrediet te brengen. Maar, gaf hij aan, de behoefte in de maatschappij aan lange termijnverwachtingen was zo groot, dat je bijna niet anders kon dan ze toch in de openheid te brengen. ‘Laten we blij wezen dat we dit hebben…’.

In het verhaal wordt ook beschreven hoe het maken van de verwachting in zijn werk ging. Een belangrijke rol speelde een cyclus in de temperatuur met een duur van 5 en een kwart jaar, die via de Golfstroom vanuit het passaatgebied (de tropen) op Nederland af kwam. Verder was er een 27 maanden durende cyclus in de neerslag, eveneens van zuidelijke breedten afkomstig, die via de zuidwestelijke winden naar Nederland toe kwam.

Daarnaast keek de opsteller van de seizoensverwachting, Dr. Visser maar een verband tussen de sterkte van de passaat in de zomer en de temperaturen in de erop volgende winter. Als laatste leek er een relatie te zijn tussen ‘Nijl-invloeden’ en het weer in Centraal-Europa.

Twee formules

Zo kwamen twee formules tot stand, die de afwijking van de wintertemperatuur berekenden. In de eerste is die afwijking 0,054 maal de oostelijke bovenwind (straalstroom) in de zomer, min 0,048 maal het drukverschil tussen Helsinki (toen Helsingfors genoemd) en Berlijn in de zomer, plus 0,048 maal het drukverschil tussen Helsinki en Berlijn in de lente, min 0,0062 maal de druk in Helsinki in de zomer, plus 0,46 maal een grootheid die met de cyclus van 5 en een kwart jaar samenhing.

In de tweede formule bedraagt de afwijking van de wintertemperatuur 0,073 maal de oostelijke bovenwind in de zomer, min 0,030 maal het drukverschil tussen Helsinki en Berlijn in de zomer, plus 0,067 maal de noordelijke bovenwind in de zomer, min 0,0060 maal de neerslag op het Braziliaanse eilandje Fernando de Noronha, min 0,030 maal de zomertemperatuur op het eiland Jan Mayen.

Vergelijking met tegenwoordig

Het is leuk om te zien hoe ook toen naar de invloed van de straalstroom en naar de invloed van het drukverschil tussen Noord- en Centraal-Europa werd gekeken (een maat voor de sterkte van de in onze contreien gebruikelijke zuidwestenwinden). Tegenwoordig gebruiken we hiervoor meestal het drukverschil tussen IJsland en de Azoren, in de NAO-index. Ook werd destijds dus een verband vermoed tussen het weer in de tropen en dat bij ons, tegenwoordig terug te vinden in de invloed van El Niño en La Niña en de cycli in tropische buienclusters (via de Madden-Julian Oscillation).

Van de toen bekende cyclus van 5 en een kwart jaar in de temperaturen en de in het verhaal benoemde relatie tussen Nijl-invloeden en het weer in Centraal-Europa is nu geen spoor meer terug te vinden. Die zijn in de ontwikkelingen van de loop van tijd verloren gegaan.

Het werd een normale winter

Bleeker vulde de formules in zijn verhaal ook in. Beide kwamen voor de winter van 1939 tot een verwachte afwijking van plus 0,9 graden. De winter scoorde uiteindelijk een gemiddelde temperatuur van 2,7 graden en lag daarmee niet heel ver van de in die tijd geldende normaal.

Reinout van den BornChef Redactie