Foto gemaakt door Cynthia van Leusden - Kan het nog wel, een echte winter in Nederland? Met de muts op, schaatsen en handschoenen aan, recht zo die gaat het ijs op gaan?
Foto gemaakt door Cynthia van LeusdenKan het nog wel, een echte winter in Nederland? Met de muts op, schaatsen en handschoenen aan, recht zo die gaat het ijs op gaan?
Nu

Winter in Nederland: kan het eigenlijk nog wel?

De winter is nog niet eens begonnen, en voor steeds meer volgers lijkt hij ook alweer voorbij. Het warme weer van de laatste weken heeft het moreel, dat de afgelopen jaren toch al aan alle kanten op de proef is gesteld, al bijna gebroken. Helemaal nu boven het Europese continent volgende week het volgende warmbloedige hogedrukgebied ontstaat.

Op de weerkaarten zie je tegenwoordig vooral rood, vaak zelfs donkerrood. Het rood van hoge temperaturen, van grote afwijkingen in de temperatuur ten opzichte van normaal en van warme bovenluchten. Het rood ook van hoogte- en diktewaarden die de pan uitrijzen, van de hogedrukgebieden die ervoor verantwoordelijk zijn. Al die hogedrukgebieden, vol met warme lucht. Steeds maar weer. Hogedrukgebieden, die alles wat het weer leuk maakt bij ons vandaan houden. Op den duur verlang je zelfs naar mist en motregen. Om moedeloos van te worden. Zelfs als de winter nog helemaal niet is begonnen.

‘Het kan niet meer’

‘Het kan ook niet meer’, verzuchtte iemand gisteren op het weerforum Weerwoord. Waar zijn de uitbraken van kou gebleven, die vroeger Europa met speels gemak overspoelden? De straalstroom voor zich uit duwend, totdat hij helemaal over het noorden van Afrika lag. Met onze delen van Europa in een stabiele, ja een stabiele oostelijke stroming. Met de aanvoer van vrieslucht, vanuit een gebied dat tot aan de horizon en ver daarachter koud was. Echt koud. Nou ja, gewoon koud. Want zo was dat toen. Dan was het koud.

Op datzelfde forum waren een aantal weken geleden deze plaatjes te zien. Klik er maar eens op en laat het beeld goed op je inwerken. Wat je ziet, is een overzicht van de kouproductie in de winters sinds 1993 (30 jaar – een klimaatperiode geleden), 1963 (50 jaar geleden) en 1923 (100 jaar geleden). Met een paar lijnen er doorheen. De rode lijn, die de gemiddelde kouproductie van de winters in de bewuste periode laat zien en de blauwe lijn, langs de extremen in hetzelfde tijdvak. Veel hoef je er niet bij uit te leggen. Je ziet beide lijnen dalen. De lijn van de extremen gaat zelfs heel hard omlaag. Elke periode weer.

Recht zo die gaat het ijs op

Kijk je naar de laatste 30 jaar, dan zitten we nu op het punt dat een gemiddelde winter nog 20 Hellmannpunten oplevert. Bij een extreem kom je op nog slechts 45 punten uit. Een Hellmannpunt is daarbij een dag met een gemiddelde temperatuur van -1,0 graden, en dan zo voor de winter bij elkaar opgeteld. Laat het maar eens goed tot je doordringen. Dit is de feitelijk de echte knal, zeker als je op nog eens een echte winter hoopt, zo’n winter die (nog steeds) bij het Nederlandse DNA hoort. Met een dikke laag sneeuw, schaatsen en handschoenen aan, de muts op de kop en recht zo die gaat het ijs op.

De laatste winter uit de 30-jaars periode die nog boven 100 punten uitkwam, was de winter van 1997, nu 26 jaar geleden. De laatste winter die het tot een totaal van meer dan 45 Hellmannpunten schopte, was die van 2013. Dat is nu 10 jaar geleden. Daarna is het allemaal nog minder geworden. De wanhoop is dan ook goed te verklaren.

Steeds minder overtuigend

Wat we eigenlijk zien, zijn golven met kou die steeds minder overtuigend over Nederland uitrollen. Die iedere keer dat ze ons bereiken, korter duren en minder fel zijn. Met steeds langere perioden zonder kou van enige betekenis daar tussendoor.

Misschien zit het wel zo. Als je heel simpel naar het weer kijkt, heeft dat – door de positie van de aarde ten opzichte van de zon – bij ons altijd een noorden en een zuiden gehad. Met de koude lucht in het noorden en de warme in het zuiden. Doordat de zon in het noorden lager staat dan in het zuiden en de lucht in het noorden minder opwarmt dan in het zuiden. Doordat de aarde tolt, hebben we ook de seizoenen. Het ene seizoen waarin de zon het noordelijke halfrond het sterkst beschijnt (het zomerhalfjaar) en het andere seizoen, waarin de noordpool in het donker zit (het winterhalfjaar). In de winter kijken we voor ons weer met meer dan normale aandacht naar het noorden, in de zomer juist naar het zuiden. Alles wat daar wel of niet vandaan komt, kan het seizoen maken of breken.

De zee van kou en het land van warmte

Als je de koude lucht in het noorden als een zee ziet en de warme lucht in het zuiden als het land, is het beter voor te stellen. Met de straalstroom als het strand, de plek waar de koude en de warme lucht bij elkaar komen. Die zee met koude lucht golft, net als de echte zee. Soms komt hij naar het zuiden, even later trekt hij zich weer terug. Dat alles langs de lijn van de straalstroom, het strand als we ons voorbeeld door blijven trekken.

Die zee in het noorden zit in de winter voller dan in de zomer – er is door de lage zonnestand ’s winters meer koude lucht. Dan komt hij naar het zuiden en overspoelt een groter deel van het noordelijk halfrond. Het strand, ofwel de straalstroom, komt dan mee. Evenals het gebied dat dan weer wel en dan weer niet met de koude lucht te maken heeft, in de zone waar de golven heen en weer rollen. In de zomer raakt de zee met koude lucht minder vol en trekt het geheel zich – omdat er minder kou is – noordwaarts terug. Om de warmte weer meer de ruimte te geven. Zo is het ritme altijd geweest en eigenlijk nog steeds.

Klimaatverandering

Want wel is veranderd, is dat de zee met koude lucht door klimaatverandering kleiner is geworden. De aarde is nu warmer, er is in alle seizoenen minder koude lucht. Het warme land krijgt daardoor meer ruime. Het strand – de straalstroom trekt zich terug en ligt steeds noordelijker. De gebieden die dan weer wel en dan weer niet met de golven van koude lucht te maken hebben, zijn ook daarmee ook naar het noorden opgeschoven.

Denk aan dat strand, de overgang tussen zee en water. Als het zich van je verwijdert, moet je eerst een afstand afleggen om bij het water te komen. In extreme gevallen, als er eens een zware storm is op zee, kan het water ook nog wel bij jou komen. Maar dat gebeurt – veel – minder vaak dan vroeger, toen je nog bij of zelfs op het strand woonde. Zie hier het verhaal van het Middellandse Zeegebied, waar het steeds droger en warmer wordt.

Ook in Nederland

Ook in Nederland zien we de overgang tussen de koude lucht in het noorden en de warme lucht in het zuiden door klimaatverandering steeds verder (noordwaarts) opschuiven. De golven met kou vanuit de zee met koude lucht, die ons vroeger met gemak overspoelden, kunnen ons dan ook steeds moeilijker bereiken. En brengen, als ze er nog wel eens in slagen tot onze omgeving door te dringen, veel minder kou dan toen met zich mee, zijn gewoon ondieper. Ze komen dus niet alleen minder vaak, de intensiteit ervan neemt ook af. Het is precies het beeld dat uit de eerder in dit verhaal genoemde grafieken naar voren komt. Een pijnlijk beeld, dat duidelijk toont dat winterliefhebbers niet zomaar wanhopen.

Hoop niet helemaal vervlogen

Toch kan het – ook op de zee met koude lucht – nog steeds stormen. En is de hoop dat een goede golf met koude lucht ons de komende jaren nog eens bereikt, niet helemaal vervlogen. Hoe dat zit, vertellen we dinsdag, als we samen die (koude) zee gaan verkennen.

Reinout van den BornChef Redactie