Kleine buienkansen tijdens eerste Tourweek
De buzz wordt met de dag groter: de nationale kampioenen zijn gekroond, de opstellingen druppelen binnen, de voorbeschouwingen worden getikt en de eerste renners fietsen al rond de startplaats Bilbao. De Tour de France gaat beginnen.Aanstaande zaterdag is het zover: de Grand Départ. De eerste etappes starten in het Spaanse Baskenland, alvorens op de derde dag Frankrijk in te fietsen. De ritten daarna blijven in die buurt, in de zuidwestelijke hoek van Frankrijk. Zowel het Spaanse als het Zuid-Franse zomerweer kennen we voornamelijk als zonnig en heet. Maar we weten natuurlijk ook dat het weer zich niet altijd aan de stereotypen houdt. De Franse zomers kennen ook de nodige excessen, en dit is natuurlijk een regio met flink wat bergen, waar het weer zich vaak heel anders gedraagt. Kortom: wat kunnen we verwachten?
De bergen in Noord-Spanje zijn er beroemd om: al is er in heel Spanje geen wolkje aan de lucht, in die bergen valt altijd wel ergens een bui. Dat gaat nu eenmaal makkelijk in de bergen, zeker als ze aan ze grenzen. En dat lijkt precies de situatie komend weekend. Op zaterdag ontwikkelt zich een zeer lokale bui in de buurt van Bilbao, maar de kans dat het peloton droog blijft is redelijk groot. Op de zondag wordt de buienactiviteit wat groter, al lijkt dan het zwaartepunt in de ochtend te liggen en zal mogelijk alleen aan het begin van de rit een bui vallen. Op beide dagen staat er niet al te veel wind en wordt het een graad of 20, 21. Niet zo veel aan de hand, lijkt het.
Geen wind, wel buien
Als we maandag Frankrijk binnenfietsen, lijkt er aan die situatie nog niet veel te veranderen. Tijdens de dagen die volgen bevindt dit deel van Frankrijk zich voortdurend onder een uitloper van een hogedrukgebied, wat voor redelijk rustig weer zorgt, met een graadje of 26. Noemenswaardige wind is er eigenlijk niet. Wel zien we vrijwel dagelijks in de loop van de dag wat buien ontstaan. Het is allemaal zeer lokaal, en zeker de eerste dagen zijn het nog niet echt buien om rekening mee te houden. Dat lijkt in de loop van de week iets te veranderen. De buien lijken dan nog plaatselijker te worden, maar tegelijkertijd ook een stuk heviger. Dus mocht er zo eentje in of in de buurt van de koers vallen, dan hebben de renners daar wel degelijk rekening mee te houden.
Waarom is het weer zo belangrijk bij wielrennen?
Waarom eigenlijk? Wat is er bij wielrennen zo extra belangrijk aan het weer dat we er telkens maar artikelen aan wijden, veel meer dan bij andere buitensporten? Omdat wielrennen bij uitstek een sport is waarbij het weer de wedstrijd sterk kan beïnvloeden.
Misschien denk je dan al gauw aan de temperatuur, maar gek genoeg is dat in het profwielrennen juist geen hele grote factor voor het verloop van de wedstrijd. Natuurlijk voelt de ene renner zich juist prettig in de kou, en is de ander meer een mooiweerfietser, en kan het in een koers als de Tour extreem heet zijn waar renners al dan niet last van kunnen hebben. Toch wordt het wedstrijdverloop vaker beïnvloed door andere weerverschijnselen.
Neerslag
Regen, of natuurlijk andere soorten neerslag, heeft al een stuk meer directe invloed op het koersverloop. Niet alleen ziet het geheel er dan al wat heroïscher uit, en komen de echte rauwdouwers wat meer bovendrijven. Maar vooral kan een nat wegdek de koers een stuk gevaarlijker maken. Probeer maar eens zo hard mogelijk af te dalen op een natte, bochtige alpenweg met de concurrentie op je hielen – je kunt je voorstellen dat je dan extreem voorzichtig moet zijn. Dit leidt nogal eens tot valpartijen. Met één val kan het gedaan zijn met je voorsprong, je hele koers, of zelfs je hele seizoen.
Ook een heftige bui zelf kan natuurlijk de nodige gevaren opleveren. Er zijn koersen geweest waar renners onder de blauwe plekken zaten van enorme hagelstenen. Of waar hele weggedeelten overstroomd raken, of veranderen in modderpoelen. Ik herinner me ook nog zwaar onweer in een Ronde van Polen, waar hele bomen over de weg vielen terwijl de renners langs probeerden te fietsten. Ook de hevige windstoten die soms met zo’n bui gepaard gaan, blazen nog wel eens een renner van de weg. (In hele extreme gevallen wordt de wedstrijd dan wel eens stilgelegd, al dan niet tijdelijk.)
Waaiers!
Ja, wind: dat is misschien wel het eerste waar je aan denkt bij fietsen en het weer. Tegen de wind in fietsen is geen pretje, dat weet iedereen. Bij wielrennen is het vooral cruciaal als de wind op bepaalde (open) plekken uit een bepaalde richting waait – om precies te zijn, schuin van voren. Dan kunnen er namelijk waaiers ontstaan. Een waaier is een formatie waarin wielrenners dan kunnen gaan rijden. Het heeft overigens niks te maken met zo’n waaier waarmee je in je gezicht wappert – het heet ‘waaier’ omdat het waait.
De renners vormen dan een lange schuine streep over de weg zodat iedereen zo veel mogelijk uit de wind kan zitten. Er is niet genoeg ruimte voor iedereen in zo’n waaier, dus vaak ‘breekt’ het in stukken en zie je meerdere van die strepen achter elkaar. Het vervelende is dat het bijna niet te doen is om van de ene naar de andere waaier over te steken. Je moet dan een heel stuk alleen tegen de wind in fietsen, terwijl de rest dat niet hoeft. Dat is een kansloze onderneming. Kom je dus in de verkeerde waaier terecht, of valt het ver uit elkaar, dan kun je dus een hoop tijd verliezen. Een beroemd voorbeeld daarvan is de Tour van 2015, die in Nederland begon. De etappe naar de Neeltje Jans mondde toen uit in een zinderende waaieretappe, waar grote renners eigenlijk al hun Tour de France verloren zagen gaan.
Gedrang
Wat daar nog bij komt, is dat ook wielerploegen natuurlijk nauwgezet naar de weersverwachting kijken. Ze weten allemaal van tevoren wat er eventueel kan gebeuren. Dat maakt soms ook dat er wat extra nervositeit en gedrang ontstaat, omdat bijvoorbeeld iedereen in de voorste waaier wil zitten als het zo ver komt. Voor die waaierpaniek lijkt komende week in elk geval nog geen aanleiding. Wel moeten we elke dag in de gaten houden waar die ene lokale bui gaat vallen. Zeker als we midden volgende week de Pyreneeën in gaan; daar kan het altijd spoken.