Foto gemaakt door Ton de Brabander
Foto gemaakt door Ton de Brabander
Nu

Kletsnatte week in de kustgebieden door kustconvergentie

Na een schitterend nazomerweekend met volop zomerse temperaturen en veel zon, slaat het vanaf maandag om. Met een stevige (zuid)westelijke stroming worden van tijd tot tijd storingen aangevoerd. Dankzij zogenaamde 'kustconvergentie' is het in de kustgebieden nog veel natter dan in het binnenland, met ook kans op onweer. Er kan in een week meer dan 100 millimeter vallen! Hoe dat zit, lees je hier.

We nemen na het weekend afscheid van het mooie nazomerweer. Storingen brengen flink wat buien met zich mee en de wind trekt flink aan, in de kustgebieden wordt het ronduit onstuimig, maar ook landinwaarts gaan we dat zeker merken. Bijvoorbeeld op de fiets! De meeste neerslag valt echter in de kustgebieden. Zogenaamde 'kustbuien' kunnen enorme hoeveelheden neerslag achterlaten en ook gaan ze gepaard met onweer. In het binnenland valt het komende week qua neerslag eigenlijk nog wel mee.

Kustbuien

Waarom trekken die plensbuien dan vooral over de kustgebieden en komen ze vaak niet heel diep landinwaarts? Warme lucht is lichter dan koude lucht en stijgt dus op. Warme lucht kan ook meer vocht bevatten dan koude lucht, en naarmate de lucht stijgt en dus in een koudere omgeving terecht komt, condenseert het vocht en ontstaan (buien)wolken. Hierbij zien we in deze tijd van het jaar echter vaak wel een verschil tussen de kustgebieden en het binnenland. Dat zit ‘m in het feit dat we nu in een periode zitten waarin de temperaturen van de lucht boven zee lager liggen dan die van het zeewater eronder. Door het warme nazomerweer van deze maand is de Noordzee nog een stuk warmer dan gewoonlijk en kunnen de kustbuien dus nóg zwaarder uitpakken. Normaal is de watertemperatuur in deze tijd van het jaar 19 graden, nu is dat ruim 20 graden.

De luchtmassa boven het zeewater wordt daardoor aan de onderkant een beetje opgewarmd, in plaats van afgekoeld, waardoor je boven zee stijgbewegingen in de lucht krijgt. Onder de juiste omstandigheden ontstaan dan niet alleen overdag, maar ook ’s nachts buien boven zee. Als de stroming aanlandig is worden deze buien dus aangevoerd en regenen ze uit boven land. In het binnenland doven de buien vooral 's nachts uit, omdat het aardoppervlak daar wel afkoelt. De voeding van de buien valt dus weg.

Kustconvergentie

Toch zou je zeggen dat de buien overdag, wanneer het aardoppervlak in het binnenland opwarmt, ook dieper landinwaarts komen. Of zelfs nog zwaarder uitpakken juist in het warme binnenland. Dat is in de lente en de zomer vaak wel het geval, als het zeewater nog relatief koud is. In de herfst is de zee ook overdag vaak nog warmer dan het aardoppervlak van het binnenland. Een nóg grotere rol speelt kustconvergentie. Daardoor 'plakken' buien als het ware vast voor de kust en kunnen ze enorme hoeveelheden water achterlaten, zonder verder het land op te trekken.

Dat zit zo: de wind is boven zee vaak krachtiger, omdat boven het zeeoppervlak minder wrijving is dan op het landoppervlak, waar bomen, gebouwen en hoogteverschillen de wind wat afremmen. De lucht van zee ‘botst’ als het ware op de langzamer stromende lucht boven land, waardoor de lucht wordt gedwongen op te stijgen en de buien daar nog een extra impuls krijgen. Dit is dus alleen in de kustregio het geval.

Op de grens van deze 'botsing' ontstaat dan, door het extra zetje, een buienlijn. Dat noemen we een convergentielijn. Een lijn met verschillende windsnelheden dus. En ook is de lijn de grens tussen twee verschillende windrichtingen. Meestal is de wind ten westen van de convergentielijn (vooral boven zee) westzuidwest of west. Ten oosten van de convergentielijn (landinwaarts) is de wind zuidwest of zelfs zuidzuidwest.

Wrijving

Dat gaat zo. Als je naar de wind kijkt, dan is de richting daarvan gevoelig voor de wrijving die de bewegende lucht ondervindt. We beschreven net al, de wrijving op zee is minder groot dan die op het land. Op zee staan geen bomen en huizen. Alleen golfslag kan extra wrijving opleveren. Hoe meer wrijving de wind ondervindt, hoe meer de richting ervan tegen de wijzers van de klok in draait. Of in meteorologentaal: hoe meer de wind zal krimpen.

Direct aan de kust heb je een snelle overgang van een situatie met weinig wrijving (een wind die over zee waait) naar een situatie boven land waarin de bewegende lucht veel meer last heeft van wrijving. Je ziet de wind, zodra die van zee boven land aankomt, dan ook meteen 10 tot 20 graden (en soms meer) tegen de wijzers van klok in draaien. En tegelijkertijd door de toegenomen wrijving ook een beetje afnemen. Zo waait bijvoorbeeld op zee een vrij krachtige westenwind en boven land een matige zuidwestenwind.

Stijgbewegingen

Eigenlijk ontstaat hiermee een evenwijdig aan de kust liggende lijn, waarop de wind draait en afneemt. Maar ook een lijn waarop de sneller bewegende lucht vanaf zee botst op de trager bewegende lucht boven land, die ook uit een iets andere richting komt. We noemen dit convergentie (samenkomen). Zo’n lijn wordt een kustfront genoemd, helemaal als de stijgbewegingen die langs zo’n lijn aan de kust ontstaan met atmosferische omstandigheden samenvallen waarin zich gemakkelijk buien kunnen vormen.

Foto gemaakt door KNMI - Dit zijn de normale regenhoeveelheden voor de maand september over de klimaatperiode 1991-2020. De natte gebieden in het (noord)westen en het Waddengebied springen eruit. Daar valt ruim 100 millimeter. Het (zuid)oosten is beduidend droger.
Foto gemaakt door KNMIDit zijn de normale regenhoeveelheden voor de maand september over de klimaatperiode 1991-2020. De natte gebieden in het (noord)westen en het Waddengebied springen eruit. Daar valt ruim 100 millimeter. Het (zuid)oosten is beduidend droger.

Buien dus, die zich in de zuidwestelijke wind evenwijdig aan de kust groeperen. En misschien ook wel ergens het land op komen. Deze kustbuien kunnen zichzelf in standhouden en plekken precies onder deze convergentielijn kunnen urenlang te maken krijgen met plensregens en onweer. Als een buienlijn over een bepaalde stad trekt, kan meer dan 50 mm vallen, terwijl iets verderop maar een paar millimeter valt of zelfs niets! Vooral de kustregio van Noord-Holland en de westelijke Waddeneilanden zijn gevoelig voor deze potentieel zware en aanhoudende kustbuien. Soms doet ook Zuid-Holland mee of het hele Waddengebied. Ook het IJsselmeer kan een voeding zijn voor dit soort kustbuien, maar dan op een kleinere schaal. In de klimatologie zien we de kustbuien duidelijk terug. In het zuidoosten en oosten is het in september meestal een stuk minder nat.

Natste september ooit in 2001

Ongekend waren de neerslaghoeveelheden in 2001. Dankzij kustconvergentie viel in deze maand in een brede strook van Zeeland naar Groningen ruim 200 mm neerslag. Gemiddeld over de neerslagstations in het land viel 190,8 mm tegen ongeveer 75 mm normaal in die tijd. Hoek van Holland was de natste plek met 314 mm. Alleen in augustus en oktober is ergens in het land wel eens een iets grotere neerslagsom gemeten en ook dit was altijd nabij de kust.

Details nu nog onduidelijk

Het is nog onduidelijk waar de zwaarste buien zullen ontstaan, maar vanaf dinsdag is dagelijks kans op kustconvergentie. Er zullen regelmatig plekken zijn in de bovengenoemde regio's waar in korte tijd 50 millimeter valt. Over de hele week kan lokaal 100 tot 150 mm vallen! Dat is meer dan wat normaal in heel september naar beneden komt. Momenteel is september nog een droge maand met vooral in het noordwesten en in de oostelijke helft hier en daar 40-50 mm. Zuid-Limburg is lokaal nog wat natter met 60-80 mm. Maar dat beeld kan dus snel veranderen volgende week, wanneer de zondvloed in de kustgebieden begint.

Jordi HuirneMeteoroloog en presentator