Foto gemaakt door Dorien Bouwman - de Dikke van Dale - Er zijn twee na's
Foto gemaakt door Dorien Bouwmande Dikke van DaleEr zijn twee na's
Nu

Na

Dit is geen tikfout: dit artikel gaat over het woord ‘na’. In het bijzonder over nazomer. Want wanneer je dat woord wel of niet gebruikt, blijkt niemand te weten. Misschien biedt de taalkunde uitkomst.

Nu we al een tijdje naar die mooie zonnige, warme weersverwachting voor komende week kijken, is de discussie in allerlei appgroepen en weerforums (ja, die bestaan) weer opgelaaid: wanneer kun je nu spreken van ‘nazomer’? Is dat nou het laatste deel van de zomer? Of is dat juist na de zomer? Je hebt er zelf vast ook een gevoel bij. Maar eigenlijk weet niemand het zeker.

Dat is opmerkelijk, want de meteorologie is bij uitstek een veld waarin allerlei zeer vastomlijnde termen rondgaan, waarvan een normaal mens helemaal niet per se weet wat ze betekenen. Vaak zijn dat woorden die in de ‘normale wereld’ ook gewoon een betekenis hebben – dat maakt de verwarring juist zo groot. ‘Warm’ bijvoorbeeld, is een heel normaal woord, maar een meteoroloog mag dit woord uitsluitend bezigen bij een temperatuur van 20 graden of meer. Nee, 19 graden is dus niet ‘warm’, ook niet als het al twee weken vriest. We hebben hier al regelmatig over dit soort kwesties geschreven. We vonden dan vaak dat je bij het vertellen over het weer aan die normale mensen, niet zo star aan die termen moet vasthouden.

Nu hebben we iets omgekeerds aan de hand: een weerterm die helemaal niet zo duidelijk is, die voor van alles wordt gebruikt, en waarvan allerlei verschillende definities rondgaan. We willen het weten: wat is nazomer eigenlijk? En vooral: wanneer is dat eigenlijk?

Naslagwerk

Om niet in eindeloze semantische discussies te belanden – wat in weerland nogal makkelijk gebeurt – grijp ik altijd graag naar de semantiek zelf, te weten, mijn plank met woordenboeken. Wat zegt bijvoorbeeld meneer van Dale hiervan? Twee dingen, helaas:

1: het laatste deel van de zomer.

2. warm en zonnig begin van de herfst.

Dit was nou juist het probleem. Het is wel een interessant verschil, trouwens. De eerste definitie gaat uit van een vastomlijnde periode, al zou je nog kunnen twisten wanneer het ‘laatste’ deel van de zomer precies is. De laatste week? De laatste maand? In de tweede betekenis zijn ook de weersomstandigheden een bepalende factor; het moet immers ‘warm en zonnig’ zijn.

Als het in het laatste deel van de zomer dus 12 graden is en pijpenstelen regent, zou dat volgens definitie 1 ook nazomer heten. Dat lijkt gek. Maar volgens definitie 2 zou de warme, zonnige week die voor ons ligt, geen nazomer mogen heten, aangezien het nog geen herfst is. Ook gek.

Dan hebben we natuurlijk nog het verschil tussen de meteorologische herfst (beginnend op 1 september) en de astronomische herfst (beginnend in de loop van september). Maar aangezien meneer van Dale geen meteoroloog was, net als iedereen behalve wij, gaan we maar uit van de normale herfst. Die dit jaar op 23 september begint. Al het lekkere weer tot die datum, valt in principe dus in de zomer, en daarmee in definitie 1.

Namiddag

Kunnen andere woorden dan duidelijkheid bieden? Er begint natuurlijk nog veel meer met 'na'. De namiddag bijvoorbeeld. Dat is zo’n beetje rond 17.00 uur, voor mijn gevoel. Maar in de oorspronkelijke betekenis eigenlijk niet: ‘middag’ betekent feitelijk het midden van de dag, 12.00 uur dus, en alles tot 18.00 uur heette namiddag. Origineel is het een synoniem voor het huidige, meer gebruikelijke ‘middag’, en een enkeling gebruikt het woord nog steeds zo. Maar: de namiddag is, in de meer gangbare betekenis, in elk geval niet in de avond, en kan daardoor definitie 1 ondersteunen.

Toch gaat deze vlieger ook niet helemaal op. Iemand nazingen, dat doe je juist weer na elkaar. Eerst de een, dan de ander. Nageslacht kan er alleen maar komen als de voorgangers er nog zijn. Maar het nagerecht komt niet als het hoofdgerecht nog op tafel staat. En het jaar ‘200 na Christus’ vindt niet plaats tijdens de geboorte van Christus, die dan al 200 jaar aan de gang zou moeten zijn.

Na en na

Het Woordenboek der Nederlandse taal biedt vooralsnog niet de oplossing. Maar het woord nazomer is een samenstelling van ‘na’ en ‘zomer’, en afgaande op het bovenstaande, moet er gewoon iets aan de hand zijn met het woord ‘na’. Dus ik bladerde nog even door en zocht eens op wat het woord ‘na’ nu exact betekent. Dat was, in goed Nederlands, een aha-erlebnis. Ik vond de wortel van de verwarring.

Wat blijkt? Er zijn twee verschillende na’s. Er is het voorzetsel na, en het bijwoord na, en die twee betekenen wat anders. Na, het voorzetsel, gaat inderdaad over een volgorde. Eerst het ene, dan het andere. Het betekent ‘achter’, ‘later dan’.

Het bijwoord na is anders. Deze definitie luidt ‘in de onmiddellijke nabijheid van; nader, naast, dichtbij’. Zoals in het Duitse nähe, en bijvoorbeeld in de uitdrukking ‘iets erop na houden’. Daarin zit dus veel meer een element van tegelijkertijd. Als je die lijn doortrekt, zou je dus kunnen verklaren waarom een nazomer ook in de zomer zelf kan plaatsvinden.

In een ander, iets breedsprakiger woordenboek (het Algemeen Nederlands Woordenboek), vond ik nog iets. Hierin is de samenstelling nazomer verder uitgepluisd, en hier staat dat 'ie met de eerste van deze twee na’s is gemaakt. Het voorzetsel dus, het één volgend op het ander, waarmee eigenlijk definitie 2 als taalkundige winnaar uit de bus komt.

Naar het KNMI

Toch voelt dit nog niet helemaal als sluitend bewijs. En als je het echt niet meer weet, dan wend je je uiteraard tot het KNMI. Als íemand van vastomlijnde weerdefinities weet, dan zijn zij het wel. We typten het woord ‘nazomer’ maar eens in op hun site. Met resultaat.

In een van de maandoverzichten gingen ze duidelijk voor definitie 2:

“Begin oktober was het dankzij een zuidcomponent in de stroming zeer zacht. Tijdens deze eerste decade (dag 1 tot en met 10) was sprake van een echte nazomer.”

Een echte nazomer, die in oktober valt. Maar in een ander artikel op de site is te lezen:

“Een El Niño veroorzaakt juist in de nazomer en vroege herfst meer regen in het zuidwesten van Europa.”

De nazomer is dus toch niet in de herfst? En: welke herfst houden zij hier eigenlijk aan? Op 13 september 2016 schreef het KNMI over de opzienbarende septemberhitte die we toen hadden. Het werd toen rond die tijd nog bijna 33 graden, en het KNMI schreef:

“Hoe extreem is deze late nazomer?”

Een nazomer die "laat" is, maar: nog wel steeds in de (astronomische) zomer valt. Kortom: zelfs bij het KNMI gebruikt men de twee definities door elkaar. En om de verwarring compleet te maken, schrijven ze in hun officiële woordenlijst*: “een aantal dagen mooi en warm zomerweer in het najaar.” Het na-jaar! En wanneer mag dat dan wezen?

Naast elkaar?

Dus: wat nu? Moeten we misschien concluderen dat het allemaal kan? Zowel het KNMI als de godfather van de Nederlandse taal lijken dat idee te ondersteunen, al neigt de taalkunde uiteindelijk toch naar definitie 2: nazomer valt in de herfst. Maar Van Dale is de beroerdste niet, die heeft ook oog voor hoe een woord gebruikt wordt, naast dat wat het in pure zin betekent. En terecht.

Want we moeten de factor gevoelskwestie hier serieus meewegen. Afgezien van de twee verschillende startmomenten van de herfst op onze kalender, is herfst ook iets wat je om je heen ziet zien gebeuren, of kan voelen. Sowieso zou het (zomerachtige) weer het uitgangspunt moeten zijn, en niet alleen de kalender. En wat ook meespeelt, of zou moeten meespelen, is de voorgeschiedenis. Want: als het al twee weken heeft gevroren, is 19 graden namelijk wél warm.

Neem nu de huidige zomer. Over het algemeen hebben veel mensen die als niet zo best ervaren. Elk beetje zonnig en droog weer met 24 graden wat we nu nog krijgen, zou je dan al gauw als nazomer kunnen bestempelen. Een bonus, een meevallertje. Maar was het hiervoor alleen maar zonnig en bloedheet geweest, hadden we precies datzelfde weertje ‘koeler’ genoemd, en een 'overgangsperiode' richting herfst, of zoiets.

Het is misschien allemaal niet zo rechtlijnig. Strakke definities bieden in elk geval niet altijd uitkomst. Gelukkig maar. Bovendien: een tijdje zon en 24 graden, wie kan daar nu bezwaar tegen hebben?

Bronnen: KNMI, Woordenboek der Nederlandse Taal, Algemeen Nederlands Woordenboek, Van Dale Etymologisch woordenboek, encyclo.nl

* N.B. De 'officiële woordenlijst' van het KNMI stond ooit op hun site, maar al een tijdje niet meer. Je kunt je afvragen hoe 'officieel' die nog is.

Dorien BouwmanMediameteoroloog