Landelijke verschillen in de neerslagsom van de periode 1 t/m 23 mei. Bron: KNMI klimatologie overzicht.
Landelijke verschillen in de neerslagsom van de periode 1 t/m 23 mei. Bron: KNMI klimatologie overzicht.
Nu

De regionale verschillen van (onweers)buien

Binnen Nederland zien we soms grote verschillen tussen de gevallen neerslag. Sommige regio’s zien misschien maar een spatje regen, terwijl het in andere regio’s volledig los gaat. Dit verschil zagen we ook tijdens de buien van afgelopen dagen. De winter verliep nat, maar mei kende een aantal droge en zonnige dagen. De buien zijn welkom om het grondwater op peil te houden, maar niet overal wordt de natuur evenveel gevoed met regenwater.

Regionale verschillen medio mei

Na een onstuimig begin van de maand met veel onweer, was het na 5 mei even wat rustiger in de atmosfeer. Op 13 mei ontstonden nieuwe onweersbuien en dit weertype hield aan t/m 21 mei. De warme, zonnige dagen boden de perfecte omstandigheden voor het ontstaan van enorme buienfronten. In meerdere provincies gold deze dagen code geel wegens de mogelijkheid tot wateroverlast en hagel.

Het heeft dus 9 dagen achter elkaar geonweerd, maar dit was niet in elke provincie op gelijke manier te merken. De meest heftige dagen waren 19, 20 en 21 mei, met respectievelijk zo’n 18.000, 12.000 en 19.000 bliksemontladingen verspreid over het land. Op 19 mei kreeg vooral het zuiden en het westen te maken met de onweersbuien, maar op 20 mei hing het vooral boven de noordelijke provincies. Op 21 mei heeft bijna het hele land last gehad van onweer.

Het contrast in ontladingen is terug te zien in de grafiek van provinciale neerslagsommen. Per dag springt er een andere provincie uit waar de meeste neerslag is gevallen. Groningen en Zeeland hebben grote uitschieters, maar bijvoorbeeld Noord-Brabant heeft gemiddeld een grote neerslagsom. Op de weerkaart valt de statistiek nog meer op: in Noord-Brabant is veruit de meeste regen gevallen tijdens de buien deze maand. Ook in Gelderland, Limburg en Noord-Holland is de totale neerslagsom relatief hoog.

Noord-Brabant en Noord-Holland zijn het natst

Vergelijken we de neerslag van de meimaand met die van januari 2024 tot nu, zijn het vrijwel dezelfde provincies waar de meeste neerslag is gevallen. Hetzelfde geldt voor de periode 2020-2023. In totaal zagen Noord-Holland en Noord-Brabant de meeste regen binnen deze drie jaar (gemiddeld 340.000 mm p/j) en Drenthe de minste (120.000 mm p/j). Utrecht, Overijssel, Zuid-Holland en Flevoland komen elk net niet aan de 200.000 mm per jaar. De overige provincies komen uit rond 235.000-285.000 mm regen per jaar.

Wat is de oorzaak van zulke verschillen?

Het KNMI heeft in 2011 een rapport opgesteld over de ruimtelijke klimatologische verschillen binnen Nederland. Ze brengen de kleinschalige verschillen in kaart op basis van metingen van KNMI meetstations. Volgens de publicatie worden “kleinschalige ruimtelijke verschillen in klimaat meestal veroorzaakt door verschillen in oppervlaktekenmerken.”

De overheersende windrichting in Nederland is zuidwestenwind. Deze wind voert vochtige lucht vanuit de Noordzee aan, maar aan land verliezen de neerslaggebieden hun energiebron. Hierdoor valt relatief veel neerslag in de kustprovincies. Als een groot neerslaggebied over het land trekt, wat vooral in het najaar gebeurt, is de kans groot dat het overal nat is. Zomerse buien kunnen erg lokaal ontstaan. De sterkte en richting van de wind zijn dan bepalender voor welke regio's te maken krijgen met de bui. Bij een westenwind beweegt de bui bijvoorbeeld over andere plekken dan bij wind uit het noorden. Is de wind zwak, dan kan het lang regenen boven één plek. Hierdoor ontstaat wateroverlast; straten en zelfs riolen kunnen overlopen.

Boven stedelijke gebieden bevat de lucht veel aerosolen en watermoleculen hechten zich aan deze deeltjes. Hoe meer deeltjes hechten, hoe meer waterdruppels worden gevormd. Op de Veluwe en in Limburg kan meer neerslag vallen omdat lucht moet opstijgen boven de hoger gelegen grond. Tijdens het opstijgen koelt de lucht af en condenseert tot (regen)wolken. Hoogteverschillen zorgen dus voor een lokaal contrast tussen relatief natte en droge gebieden, zowel tussen provincies als binnen één provincie.

Ook de tijd van het jaar maakt uit bij het vergelijken van de neerslag in Nederland. De buien van mei ontstonden over het algemeen landinwaarts, omdat de lucht boven land in het voorjaar sneller opwarmt dan de lucht boven zee. Hierdoor kunnen landinwaarts eerder buien ontstaan. Daartegenover is de zee nog relatief warm in het najaar en de lucht daarboven wordt al kouder. Op dat moment ontstaan de meeste buien langs de kust.

De langjarig gemiddelde hoeveelheid neerslag over de periode 1991-2020 voor het najaar (links) en voorjaar (rechts). Bron: KNMI