Singulariteiten ook in ‘nieuwe klimaat’ nog weersbepalend
We staan aan de vooravond van een reeksje met ronduit warme (mei)dagen. Grasmaand april is bijna voorbij en we zien op deze fraaie maandag al volop inleidende beschietingen tot verdere thermische oprispingen met de climax waarschijnlijk op woensdag. Dan ligt de zomerse 25 graden wel binnen bereik.April 2024 komt qua temperatuur trouwens op vrijwel normaal uit (met een licht plusje) Tot halverwege de maand was het gemiddeld nog graden boven de gangbare norm, maar het tamelijk lange koude intermezzo vanaf half april werkte het temperatuur surplus vervolgens snel weg.
Voorzomerse warmte staat er dus gepland tot pakweg 3 mei en het is de vraag of het daarna stevig zal afkoelen? Het antwoord is beslist ja, maar de temperatuur herstelt zich daarna waarschijnlijk weer vrij vlot.
IJsheiligen aan zet straks?
Veel interessanter is (zeker voor de akkerbouwers en tuinliefhebbers) of de IJsheiligen van zich laten horen dit jaar!? In de kalenderklimatologie is dit een van de belangrijkste zogenaamde ‘singulariteiten’.
Dit zijn kalender gebonden weersverschijnselen die specifiek optreden in een bepaalde fase van het jaar. Het bekendste voorbeeld is het Weihnachtstauwetter zoals ze dat in Duitsland nog altijd noemen.
De IJsheiligen werden trouwens genoemd naar een paar heilige katholieken destijds.
De naamdagen van die heiligen zijn op respectievelijk 11, 12, 13 en 14 mei.
Juist in deze periode was het vaak kouder met een relatief grotere kans op nachtvorst.
In de volksmond geldt zo’n beetje dat na deze fase de jonge plantjes gerust naar buiten kunnen omdat de nachtvorst dan verdwenen zou zijn. Dat is in feite onjuist omdat nachtvorst ook na half mei en zelfs in juni nog regelmatig optreedt.
Begin juni 1975 was er zelfs verwoestende nachtvorst in de veenkoloniale gebieden van Zuidoost-Drenthe met veel schade aan het jonge aardappelloof.
Dus waterdicht zijn die ‘steenkoude’ IJsheiligen niet echt op de keper beschouwd. Op 12 mei (Sint Pancratius) 1998 werd het nota bene bijna 32 graden in een deel van Nederland.
Weihnachtstauwetter bijna een constante
Nog even terug naar het vermaledijde Weihnachtstauwetter: de Kerstdepressie. Na een grotendeels koude (vorstige) decemberperiode is de kans bijna iedere keer zeer groot dat het juist in de aanloop naar – of tijdens Kerst belangrijk zachter wordt.
Een aantal treffende voorbeelden zal ik de revue laten passeren. Het gaat dan om winterse fasen gedurende een decembermaand die ontegenzeggelijk werden gevolgd door zacht en wisselvallig weer rond/tijdens Kerst.
December 1977: vorstige start, even schaatsen rond Sinterklaas en gevolgd door aller zachtste Kerstavond ooit met tot bijna 16 graden lokaal.
December 1978: twee vorstperioden gevolgd door zeer zachte en natte Kerst.
December 1979: koud met sneeuw rond de 20e gevolgd door mild kerstweer
December 1981: zeer koude december met flinke vorstperiode met sneeuw en vanaf 24 december tijdelijk dooi.
Wat recenter in 2009: na zeer sneeuwrijke maand juist tijdens Kerst de dooi.
Hieronder is goed te zien dat de temperatuur juist met Kerst een duwtje omhoog krijgt.
Bron: DWD
De verklaring van juist die zachte fase rond Kerst moeten we zoeken in de temperatuurverschillen tussen de poolstreken en de gematigde breedten.
Uitgerekend rond eind december zijn die vaak optimaal of maximaal zodat de daardoor extra optredende depressieactiviteit voortvarend te werk kan gaan boven het noordelijk deel van de Atlantische oceaan. Diepe depressies koersen hun bekende trajecten via IJsland naar Noorwegen en de vangarmen in de vorm van langgerekte fronten inclusief hun waterdragers reiken tot over Nederland.
Nog een aantal treffende singulariteiten
Vervolgens noem ik nog een aantal opvallende, datum gebonden weerpatronen gedurende het jaar.
De ‘Antoonlente’ eind januari. Midden in de strenge winter van 1947 werd het eind januari plots 17 graden in Zuid-Nederland. Ook recenter maakten we ‘januariwarmte’ mee.
Het putteke der winter rond half februari. Vroeger vaak het hoogtepunt van de winter (toen de winters nog koud waren…)
De zeer zachte fase rond 20 februari. Oost-Maarland (KNMI) meer dan 20 graden in 1990!
Medio maart terug de kou in, zeker na koude/strenge winters.
Neem 15 maart 1979 met een sneeuwstorm op de Wadden waardoor de beruchte blizzard van februari dat jaar nog bijna werd overgedaan. In 1985 ook nog volop winters half maart na twee al ijskoud verlopen maanden januari en februari.
April prijkt vaak met droge oostenwinden en veel zon halverwege de maand: zeer karakteristiek en dit meridionale plaatje is ook goed verklaarbaar.
Grandioze meimaanden
Grandioze meimaanden die het toonbeeld van stabiliteit laten zien. Ik noem natuurlijk 1976, 1982, 1989, 1992 en 2000. Klapstuk was 2008 waarbij superlatieven serieus tekortschieten.
Juni kent eigenlijk twee singulariteiten.
De eerste gaat over het warme en instabiele karakter van de eerste juniweek. Vaak wordt onweer gerapporteerd na een warme (hoog) zomerse periode. Na 5 juni is het dan minimaal een week ronduit koel en instabiel.
Ten tweede is er de ‘schaapscheerderskou’.
Als reactie op een warm weerbeeld gedurende de eerste tien of vijftien dagen van de maand, vindt een duidelijke afkoeling plaats vanaf de oceaankant ter compensatie. De warme lucht die door de bank genomen opstijgt boven het Europese vasteland wordt vanaf de oceaanzijde weer aangevuld.
Deze singulariteit ontaardde vroeger (jaren tachtig vorige eeuw) nog wel eens in de Europese moesson en toen waren we veel verder van huis. Twee weken zeer koel en uiterst wisselvallig zomerweer was toen geen uitzondering. Tegenwoordig is het gelukkig veel minder schapen scheren, daar de echte koeltes er amper meer zijn en evenmin lang aanhouden.
De warmtepiek rond 9-10 juli. Juist die data geven regelmatig zeer hoge maxima. In 1982 en 1983 viel me dat voor het eerst op.
Zeer hoge nachttemperaturen rond de maandwisseling juli-augustus.
Als voorbeeld noem ik de nacht van 31 juli op 1 augustus 1983. Toen was het nog zeer uitzonderlijk dat het midden in de nacht 23 graden was regionaal. Tegenwoordig is het iedere zomer wel een keer 25 graden in het holst van de nacht.
Hittegolf in september
De hitte in september en met name de fase 8-17 september. Niet zelden treedt dan nog een hittegolf op. Kijk het maar eens na in de statistieken.
Plotse kou half oktober. Op 13 oktober 1975 lag er bijna 5 cm. Sneeuw in een deel van het land en ook in 2003 werd tot 5 cm. gemeten in het Rijk van Nijmegen op de eenentwintigste.
Begin november ineens een bijzonder zachte fase, vooral de eerste november grossierde hier bijna in een paar keer de afgelopen dertig jaar. Topmaxima tot 21 of 22 graden zijn gemeten aan het begin van de slachtmaand.
Tenslotte de eerste kennismaking met echte winterkoude rond of vanaf half november.
De oudere lezer herinnert zich wellicht 1965 nog en ook 1985 en 1993 waren groots. Uitgebreid schaatsen rond 20 november 1993 bij -4 graden overdag onder een machtig hogedrukgebied dat zich uitstrekte van Scandinavië helemaal naar Japan.
Oorzaak ontstaan van datum gebonden weerpatronen
In een volgend epistel zal ik verder trachten uit te leggen hoe de atmosfeer zich kennelijk optimaal weet in te richten om ieder jaar weer met zulke singulariteiten op de proppen te komen. Zelfs in het huidige nieuwe klimaat trekt Moeder natuur zich niets aan van de gemiddeld veel hogere temperaturen en komt toch telkens weer met een specifiek weerpatroon te berde dat helemaal bij de periode van het jaar hoort.