Foto gemaakt door Mathijs Strijards
Foto gemaakt door Mathijs Strijards
Nu

Bakken met regen voor de kust door kustconvergentie

Elke herfst gebeurt het een keer. Het weer slaat om. En wel zo dat buien, die in het zomerhalfjaar nog vooral in het binnenland voorkwamen, ineens voornamelijk nog aan zee ontstaan. Ook deze dagen hebben we daarmee te maken. In het hele land is de paraplu nodig, maar de kustprovincies krijgen beduidend meer neerslag dan het binnenland. Aan zee valt lokaal in een week meer dan 100 mm!

Waarom pakken de kustgebieden in Nederland op jaarbasis de meeste zonuren? Dat komt doordat de zon, in de periode waarin hij het langst boven de horizon staat (de maanden mei, juni en juli) aan zee het vaakste en langste schijnt. In die drie maanden ligt de temperatuur van het zeewater gemiddeld lager dan die van de lucht erboven. Een luchtmassa boven zee koelt daardoor aan z’n onderkant een beetje af. In die luchtmassa krijg je relatief gezien koude omstandigheden onderin, tegenover relatief hoge temperaturen op wat grotere hoogte. In de meteorologie wordt zo’n luchtopbouw stabiel genoemd. Dat betekent precies wat het woord bedoelt. Onder dergelijke omstandigheden beweegt de zware, relatief koude lucht onderin niet vanzelf verticaal omhoog, ontstaan geen wolken en kan de zon dus relatief makkelijk schijnen.

Onstabiel

Boven land is de situatie in mei, juni en juli anders. De zon, die gedurende de ochtend nog makkelijk schijnt, warmt de aardbodem op. En die op zijn beurt weer de lucht daarboven. Op die manier krijg je in de loop van de dag een luchtmassa waarin de lucht onderin relatief warm is ten opzichte van de lucht erboven. Zo’n luchtopbouw wordt onstabiel genoemd. En ook hier betekent dat precies wat het woord aangeeft. De relatief warme (en lichte) lucht onderin gaat gemakkelijk stijgen, koelt gedurende zijn weg omhoog af en die afkoeling ontaardt weer in de vorming van wolken (en soms buien) die de zon tegenhouden. Daarom schijnt de zon boven land minder.

Op deze manier is het dus, als de zon toch al het langst boven de horizon is, ook aan zee het vaakst zonnig. En wordt daar een voorsprong in het aantal zonuren opgebouwd die in het andere deel van het jaar in het binnenland nooit meer goed te maken is. Want, er is wel degelijk een deel van het jaar waarin de zon in het binnenland wat vaker schijnt dan in de kustgebieden. En dat deel begint zo’n beetje in september. Ook afgelopen septembermaand zagen we dit effect, Maastricht was de zonnigste stad van het land met ruim 200 zonuren. Op het moment dat de zon er in het binnenland veel zin in heeft, staat hij echter wel veel minder lang boven de horizon, want het wordt winter.

Kustfront

Het verschil zit ‘m in het feit dat we nu geleidelijk de periode in gaan waarin de temperaturen van de lucht boven zee lager komen te liggen dan die van het zeewater daaronder. Dan wordt de luchtmassa aan de onderkant daar een beetje opgewarmd, in plaats van afgekoeld en krijg je boven zee stijgbewegingen in de lucht. Als de omstandigheden in de rest van de atmosfeer er geschikt voor zijn, kunnen zo buien ontstaan. Boven zee, maar vooral ook in de kustregio. Zeker als er langs de kust een zuidwestenwind waait. De vorm die onze kust heeft, de nabijheid van het Kanaal en de temperatuurverschillen tussen land en zee maken dan dat zich een kustfront kan vormen, ook wel kustconvergentie genoemd. Een plek waar de wind draait en waar veel buien (kunnen) overtrekken.

Foto gemaakt door KNMI - Kustconvergentie veroorzaakte vorig jaar in oktober zeer veel neerslag in Noord-Holland. In Bergen viel maar liefst 231 mm!
Foto gemaakt door KNMIKustconvergentie veroorzaakte vorig jaar in oktober zeer veel neerslag in Noord-Holland. In Bergen viel maar liefst 231 mm!

Dat gaat zo. Als je naar de wind kijkt, dan is de richting daarvan gevoelig voor de wrijving die de bewegende lucht ondervindt. De wrijving van de wind op zee is minder groot dan op het land. Op zee staan immers geen bomen en huizen. Alleen golfslag kan een beetje extra wrijving opleveren. Hoe meer wrijving de wind ondervindt, hoe meer de richting ervan tegen de wijzers van de klok in bijgesteld zal worden. Of in meteorologentaal: hoe meer de wind zal krimpen. Direct aan de kust heb je een snelle overgang van een situatie met weinig wrijving (een wind die over zee waait en weinig wrijving ondervindt) naar een situatie boven land waarin de bewegende lucht veel meer last heeft van wrijving. Je ziet de wind, zodra die van zee boven land aankomt, dan ook meteen 10 tot 20 graden (en soms meer) tegen de wijzers van klok in draaien. En tegelijkertijd door de toegenomen wrijving ook een beetje afnemen. Zo waait bijvoorbeeld op zee een vrij krachtige westenwind en boven land een matige zuidwestenwind.

Stijgbewegingen

Eigenlijk ontstaat hiermee een evenwijdig aan de kust liggende lijn, waarop de wind draait en afneemt. Maar ook een lijn waarop de sneller bewegende lucht vanaf zee botst op de trager bewegende lucht boven land die ook uit een iets andere richting komt. We noemen dit convergentie (samenkomen). Zo’n lijn wordt een kustfront genoemd, helemaal als de stijgbewegingen die langs zo’n lijn ontstaan in de juiste atmosferische omstandigheden ervoor zorgen dat zich buien vormen.

Foto gemaakt door KNMI - De kust van Noord-Holland is in oktober ook klimatologisch gezien duidelijk de natste plek. Vaak kiezen kustfronten deze route. Castricum is het natst met gemiddeld 118 mm tegen 58 mm in het Limburgse Echt.
Foto gemaakt door KNMIDe kust van Noord-Holland is in oktober ook klimatologisch gezien duidelijk de natste plek. Vaak kiezen kustfronten deze route. Castricum is het natst met gemiddeld 118 mm tegen 58 mm in het Limburgse Echt.

Buien dus, die zich in een zuidwestelijke wind evenwijdig langs de kust gaan vormen. En misschien ook wel ergens het land op komen. In de uitwerking van een verwachting komt het er dan op aan. Waar en hoe komen die buien het land op? Want dat zijn de plekken waar in een dergelijke situatie erg veel regen kan vallen. Kleine draaiingen van de wind kunnen daarbij grote gevolgen hebben, lokaal en regionaal. Als een buienlijn uren lang over een bepaalde stad trekt, kan meer dan 50 mm vallen, terwijl iets verderop maar een paar millimeter valt. Vooral de kustregio van Noord-Holland en de westelijke Waddeneilanden zijn gevoelig voor deze zware en aanhoudende kustbuien.

Binnenland een stuk droger

Voor het diepere binnenland ziet het er in een dergelijke situatie een stukje overzichtelijker uit. Wolken zijn er wel, de zon laat zich ook af en toe zien, maar je krijgt pas echt last van buien – een enkele losse bui daargelaten – als zo’n lijn met buien die als het ware aan de kust vastgeplakt ligt in beweging komt en het land optrekt. In veel gevallen gaat dan de fut er wel uit (het warme zeewater, de voedingsbron van de buien, heeft geen invloed meer), waardoor landinwaarts steeds minder neerslag valt.

Dit beeld zien we ook komende dagen. Aan zee, vooral het noordwestelijk kustgebied, kan ruim 100 mm vallen. In het binnenland valt het vaak mee met de buien. In het zuidoosten wordt komende week slechts 40 mm verwacht.

Jordi HuirneMeteoroloog en presentator