Foto gemaakt door Peter van den Born - Garderen - Schaatsen op het schoolplein in de schaduw van de kerk van Garderen,. Een foto uit de winter van 1979.
Foto gemaakt door Peter van den BornGarderenSchaatsen op het schoolplein in de schaduw van de kerk van Garderen,. Een foto uit de winter van 1979.
Nu

Kerst 1978: eerst een ongeluk, daarna De Winter

Het is Kerst. De tijd van samen zijn, terug- en vooruitkijken, reflecteren op je bestaan en herinneringen ophalen. De tijd van het elkaar helpen ook, omdat je net iets meer dan anders door hebt dat zulke hulp soms nodig is. En dan nog kun je in een situatie terechtkomen, waarin je iemand die jouw hulp hard nodig heeft, onbewust de deur wijst.

Een herinnering aan zo’n moment, dringt zich rond de Kerst altijd weer als vanzelf aan me op. Het overkwam we net voor de start van de grote winter van 1979, die voor mij nog altijd het summum is van wat ik aan weer in Nederland heb meegemaakt.

Die winter begon voor mij toen ik als 10-jarig jongetje van mijn pony viel, ergens in het buitengebied van Garderen, midden op de Veluwe. Het dier was op hol geslagen, steigerde en gooide mij eraf. Daarna zette hij het op een lopen. Het vallen was niet zo erg, het op de zandige grond neerkomen ook niet. Maar ik wilde het dier niet laten gaan en klampte me aan de teugels vast, terwijl ik door de pony over de grond werd meegesleept. Een botsing met één van de wapperende hoeven kon niet uitblijven en die kwam er ook. Vol werd ik op mijn schedel geraakt. Ik was even buiten westen en lag enige tijd groggy op de grond.

Ik voelde me slecht

De anderen van het groepje waarmee ik op pad was, vingen mijn pony. Bij één van hen thuis – toevallig waren we daar net in de buurt – belden we mijn vader. Hij zou mij en de pony komen ophalen. Ik voelde me slecht, was misselijk en wilde alleen maar liggen.

Ik was al in de keuken om naar de aangrenzende kamer door te lopen, maar de moeder van het vriendinnetje waar we waren, hield me tegen. Ze zag een jongetje in de keuken staan dat helemaal onder de modder zat. Ik was natuurlijk kort daarvoor door mijn pony over de grond meegesleept. Misschien dacht ze wel aan hoe ze alles weer schoon moest maken, zodra ik eenmaal was opgehaald. Ook had ze wellicht niet door hoe hard de klap was geweest, toen ik met mijn hoofd onder de hoef van de pony terecht was gekomen.

Wat uiteindelijk de reden ook was, ik mocht niet verder de kamer in om op de bank te gaan liggen. In plaats daarvan dirigeerde ze me terug naar buiten en ging de deur dicht. Daar stond ik dan, trillend op mijn benen. Ik voelde me alleen, achtergelaten en door de klap zo slecht dat ik op de natte grond ben gaan liggen. Die was tenminste zacht. Het zal er misschien best een beetje treurig hebben uitgezien en dat was het eigenlijk ook wel.

Naar het ziekenhuis

Hoe lang ik er heb gelegen, weet ik niet meer, maar meer dan een kwartier is het vast niet geweest. Mijn vader kwam, laadde de pony in en legde mij op de achterbank. Eenmaal thuis hielpen mijn ouders me in bed. Ik had een deuk in mijn kop en veel pijn, ik moest overgeven. De dokter kwam en zei dat het beter was dat ik naar het ziekenhuis in Harderwijk zou gaan. Daar werden een schedelbasisfractuur (een barst in m’n schedel dus) en een hersenschudding geconstateerd. Ik moest enkele nachten blijven.

Slapen was er niet bij, de hoofdpijn was te erg. Om het halve uur kwam een zuster bij mijn bed om met een lampje in mijn ogen te schijnen, om te zien of het allemaal wel goed ging. Het regende buiten, het waaide hard. Ik kon dat horen omdat ik niet sliep. De winter van 1979 stond op het punt van beginnen. Mijn ouders, op bezoek in het ziekenhuis, vertelden over de enorme weersverschillen. Ze zeiden dat het in het noorden al sneeuwde. Ik moest nog een nachtje blijven en hoorde alleen regen op de ramen.

Voor het eerst ijzel

De volgende ochtend mocht ik naar huis, ik zou wel twee weken in bed moeten blijven. Buiten was het wit. Mijn hoofd bonkte van de pijn. We reden over de heide bij Speuld naar Garderen. Er lag een auto op zijn kop. Dat kwam door de ijzel, zei mijn vader. Het was voor het eerst dat ik over ijzel hoorde. Ik was blij dat het sneeuwde, maar het vooruitzicht van twee weken in mijn slaapkamer en in bed trok me niet aan.

Mijn ouders begrepen dat en bedachten een list. In de woonkamer kwam, voor de grote ramen die op de tuin uitkeken, een bed. Daar kon ik liggen. Het werkte. Het weer was mijn beste vriend en het spektakel groot. Eerst was er een sneeuwstorm met stuifsneeuw en sneeuwduinen, die ik in mijn leven nog nooit eerder had gezien. Mijn vader hing een thermometer voor het raam, zodat ik ieder moment kon zien hoe warm het was. Dat was meteen een feest, want toen de sneeuw voorbij was, werd het helder en daalde de temperatuur tot beneden -15 graden. Ik vond het allemaal prachtig.

Obstakel

Een dag later waren er sneeuwjachten en kwam het verkeer helemaal vast te zitten. Ik liep alweer af en toe door het huis. De tijd verstreek en ik mocht naar buiten. De sneeuw was er nog. Het duurde maar even of ik zat weer op de slee, en kon alsnog met volle teugen van de winter genieten. En dat tot in maart. Wel was ik bang voor iedere boom die langs zoefde, als ik in het bos van een heuvel af gleed. Ik achtte elk potentieel obstakel ertoe in staat om het gevoel van eerder, met die hoef op mijn hoofd, weer terug te halen.

Het ging allemaal goed. De winter van 1979 groeide uit tot de mooiste die ik heb meegemaakt. Ik ben ontzettend blij dat ik erbij was en ik kan me ook nu nog vrijwel iedere dag ervan herinneren. Het spektakel kwam precies op het juiste moment en heeft me dat eenzame moment van kort ervoor snel doen vergeten. De deuk in mijn kop zit er nog, als een soort aandenken, maar is verder niks om je druk over te maken. En de moeder, die me destijds buiten liet staan toen ik haar hulp zo hard nodig had, heb ik er – veel later – nog eens over gesproken. Ze kon het zich niet meer herinneren. En dat is goed. We gooien allemaal de deur weleens dicht, om pas later te beseffen dat dat beter anders had kunnen gaan.

Reinout van den BornChef Redactie