Fronten en hun effect op weersverwachtingen
Een periode van rustig herfstweer dat begin deze week ineens omsloeg naar winderig en regenachtig. Twee verschillende luchtsoorten lijken dan gescheiden door een onzichtbare lijn, wat in de meteorologie een front genoemd wordt. Zo kan bijvoorbeeld warmere lucht overgaan in koudere, of drogere lucht in vochtigere. Hoe ontstaan zulke fronten, en wat merken wij ervan?Warmte- of koufront
Zoals de naam al aangeeft, wordt warme lucht aangevoerd bij een warmtefront en koude lucht bij een koufront. Op weerkaarten worden ze aangeduid met een kleur: rood voor warmtefronten, blauw voor koufronten en paars voor occlusies. De driehoeken of cirkels wijzen in de trekrichting van het front.
Bij een warmtefront duwt een warme luchtmassa tegen koelere lucht. Omdat de warmere lucht lichter is, stijgt deze over de koude lucht aan het oppervlak. Daardoor koelt het af en condenseert, wat veel bewolking kan geven. Ver van het front ontstaat hogere bewolking zoals cirrus, maar dicht bij het front ontstaan dikkere wolken (nimbostratus). Hier kan langdurige regen uit vallen. De regen betreft vaak een groot gebied omdat de scheiding tussen de luchtsoorten vrij vlak loopt.
Bij een koufront is het de koude luchtmassa die warme lucht wegduwt. De koudere lucht is zwaarder en dringt zich onder de warme luchtmassa. Ook hier ontstaan stijgende luchtbewegingen en wolkenvorming. Het grensvlak tussen de luchtsoorten is veel steiler dan bij een warmtefront. Er ontstaan (korte) hevigere buien met soms onweer. Koufronten bewegen veel sneller dan warmtefronten en kunnen grote weersveranderingen veroorzaken. Wanneer een koufront passeert, neemt de wind toe en verandert de windrichting. Achter het koufront waait het meestal tussen een westelijke en noordelijke richting. Na de passage is het vaak koeler en zijn er stratus wolken of opklaringen.
Door het verschil in snelheid kan een koufront een warmtefront verderop tegenkomen. Het front dat dan vormt heeft eigenschappen van zowel een warmte- als koufront, wat dan een occlusie genoemd wordt. Bij het passeren van een occlusie regent het vaak rustig met soms een fellere bui, de temperatuur verandert weinig en de wind wisselt van richting.
Verband met drukgebieden
Fronten zijn meestal verbonden met systemen van lage druk. Warmtefronten ontstaan vaak aan de oostzijde van lagedrukgebieden, waar warmere lucht uit het zuiden naar het noorden beweegt. Koufronten strekken zich dan uit ten zuiden van het lagedrukgebied. Warme lucht bevindt zich vóór het koufront en achter het warmtefront. Vóór het warmtefront is er koele lucht en achter het koufront bevindt zich koude lucht. Dit is een eenvoudig model dat een weersysteem kan beschrijven, maar in werkelijkheid zijn de meeste systemen ingewikkelder.
Fronten komen en gaan
November startte met een periode van oostelijke windrichtingen (bijvoorbeeld oostnoordoost en zuidoost). Op 2, 11, 12, 13 november was er een plotselinge verandering in de gemeten windrichting op het weerstation van De Bilt. Kijken we naar de weerkaarten van Europa, dan is op die datums een front te zien boven Nederland. Op 2 en 11 november kwam een koufront langs. Op 12 november was er een occlusie en een dag later een warmtefront. Deze fronten verklaren het verschil in windrichting en de bijbehorende regen, al viel er niet erg veel. Dat fronten geassocieerd worden met lagedrukgebieden maakt ook duidelijk waarom het tussen 3 en 10 november zo rustig en stabiel weer was. Hogedrukgebieden boven ons deel van Europa oefenden invloed uit op het Nederlandse weer en hielden fronten op afstand. Anders dan bij een lagedrukgebied, zorgt hoge druk voor dalende luchtbewegingen en opklaringen. Toch was het in de week van 4 november niet zozeer onbewolkt, wat te maken had met vochtige lucht en mistvorming tijdens heldere nachten.
De weerkaarten van 11 en 12 november. Frontsystemen, bijbehorend bij lagedruk, trokken over Nederland en brachten weersveranderingen. Bron: KNMI
Het voorbijtrekken van een front geeft altijd een wissel in de windrichting. Bron: eigen afbeelding