Eerste sneeuwvlokken van dit winterseizoen gezien!
De eerste sneeuwvlokken van het najaar zijn gevallen! In de omgeving van onder andere Tiel en Wageningen werd melding gedaan van de eerste natte sneeuw van dit seizoen. Van een wit landschap was geen sprake. De eerste vlokken zijn laat, gemiddeld wordt de eerste sneeuw in ons land gemeten op 9 november. De laatste keer dat het sneeuwde in ons land was op 7 mei, toen bleef de sneeuw zelfs even liggen in Brabant. Na 1935 was het nooit zo laat in mei nog wit.Zie in de tweet hieronder een video van de eerste natte sneeuwvlokken tussen de regen:
In het huidige klimaat valt in de maand november op 3 à 4 dagen ergens in ons land sneeuw. Elke natte vlok telt daarbij. In het oude klimaat, van 1961 t/m 1990, sneeuwde het nog op 8 dagen ergens in ons land! Een halvering dus, novembersneeuw wordt door klimaatopwarming steeds zeldzamer. Ook valt de eerste sneeuwvlok van het winterseizoen steeds later. Van 1951 tot en met 1980 was de gemiddelde datum 25 oktober en tien jaar later was dit 1 november. In het huidige klimaat van 1991 tot en met 2020 valt de eerste sneeuw in ons land pas op 9 november.
Vorig jaar viel de eerste kletsnatte sneeuw op 7 en 11 december, nog veel later dan dit jaar. In de winter van 2019/2020 werden de eerste vlokken op 9 november geregistreerd, maar regionaal duurde het recordlang voordat de eerste vlokjes vielen. Zo moest in De Bilt worden gewacht tot 10 februari, een record. In de winter van 2015/2016 viel de eerste sneeuw juist opvallend vroeg, op 14 oktober werd het op de Vaalserberg al een beetje wit.
Bijna een halvering in aantal sneeuwdagen
Het aantal sneeuwdagen is in dertig jaar tijd bijna gehalveerd. Over de periode 1961 tot en met 1990 viel in een Hollandse winter gemiddeld over het land op 33 dagen sneeuw. Over de periode 1991 tot en met 2020 is dit aantal gedaald tot 20 dagen.
Kijk je naar het totaal aantal dagen waarop ergens in ons land sneeuw valt, dan viel er tussen 1961 en 1990 op 69 dagen ergens in ons land (op tenminste één van de officiële weerstations) iets van sneeuw uit de lucht. In het huidige klimaat is dit aantal gedaald tot 46 dagen.
Het winterseizoen van 1970 was het sneeuwrijkste seizoen ooit gemeten en telde gemiddeld over het land maar liefst 69 sneeuwdagen. In Leeuwarden dwarrelden op 84 dagen sneeuwvlokken naar beneden! Zelfs op de meest sneeuwarme plek van ons land, Vlissingen, viel op 54 dagen sneeuw. Op totaal 124 dagen viel ergens in ons land sneeuw, oftewel bijna elke dag in het winterhalfjaar!
De winter van 2014 was de sneeuwarmste winters sinds het begin van de sneeuwmetingen in 1951. Gemiddeld over het land telde de 'winter' 3 sneeuwdagen. Ook waren er voor het eerst plekken in het land zonder ook maar één sneeuwvlok. Dit gebeurde op weerstation Gilze-Rijen en Vlieland. De sneeuwrijkste plaatsen in ons land waren Twenthe en Eelde met 5 sneeuwdagen, ook een laagterecord. Als naar alle weerstations wordt gekeken, waren er in het hele winterseizoen van 2014 maar 16 dagen te vinden waarbij ergens in ons land iets van sneeuw viel.
In 1952 en 1954 in september al sneeuw
De vroegste sneeuw ooit gemeten, viel op 19 september 1952. De weerstations in Den Helder en Vlissingen hadden op deze gure septemberdag naast hagelbuien ook kliedernatte sneeuwvlokken geregistreerd. In Vlissingen gebeurde dat op de 20e nog een keer.
Op 29 september 1954 viel in Leeuwarden en Eindhoven sneeuw en een dag later ook in Eelde. Het zeewater van de Noordzee was in die tijd door de koele zomers nog flink kouder (Leeuwarden kwam in de 'zomer' van '54 niet hoger uit dan 25,2 graden), waardoor de koude noordenwind boven het water minder snel opwarmde dan tegenwoordig. Vroeger viel de eerste sneeuw van het winsterseizoen daardoor vaak al in oktober, sinds 1951 was dit 24 keer het geval, waarvan slechts 6 keer deze eeuw.
In 2000 viel pas op 15 december voor het eerst ergens in ons land sneeuw en in de 'winter' van 2013-2014 waren er voor het eerst plekken zonder ook maar één sneeuwvlok. Door klimaatverandering zullen we dit in de toekomst vaker gaan zien.