Winter 1963: duizenden auto’s gaan in februari het IJsselmeer op
In deel 3 van onze serie over de strenge winter van 1963 kijken we naar de derde en laatste wintermaand februari. Waarschijnlijk als gevolg van een plotselinge opwarming van de stratosfeer boven het poolgebied knoopte de winter er nog een maand aan vast. De kou verslapte maar een klein beetje en hield op veel plaatsen onophoudelijk aan. In de loop van de maand bereikte het ijs, onder meer op het IJsselmeer, een historische dikte. Je kon er met auto’s op.Toen de februarimaand begon, duurde de winter al een week of 6. Sneeuw, ijs en kou waren tot het dagelijks leven gaan behoren. Mensen keken er niet meer van op als de weg wit was door sneeuw of aangereden sneeuw, glad door ijzel of ijsplaten. Dat het meeste open water intussen was dichtgevroren door de almaar aanhoudende vorst, was geen nieuws meer. En dat de aanvoer van allerlei spullen, die voor het doorgaan van het dagelijkse leven van groot belang waren, door het barre winterweer steeds meer vertraagd werd, namen de meesten voor lief. Op allerlei creatieve manieren sloeg iedereen zich er doorheen. Mensen hielpen elkaar waar ze konden.
Kou hoorde bij het leven van alledag
Ook de kou in huis hoorde bij het leven van alledag. Wakker worden deed je met ijsbloemen op de ramen en, als je pech had met rijp op de dekens. Het opstaan was dan het moeilijkste. En als de kolenkachel in de leefvertrekken van het huis eenmaal goed op stoom was, werd het ook wel weer een beetje warm. Moest je naar buiten, dan kleedde je je dik aan. Bij het schaatsen waren kranten onmisbaar. Je droeg ze onder je kleding op je lijf, om de wind tegen te houden, die dwars door de kleding van toen hen blies. Alleen dan kon je je een beetje warm houden.
Toen de derde wintermaand begon, was een nieuwe bel met arctische lucht vanuit het noordoosten tot Nederland doorgedrongen. Omdat de lucht ook hoog in de atmosfeer erg koud was – soms vroor het op 1500 meter hoogte meer dan 15 graden – ontstond in de koude lucht bewolking waaruit af en toe een beetje sneeuw omlaag dwarrelde. En dan was er natuurlijk steeds die ijzige noordoostelijke wind. De zon, die langzaam weer sterker werd, scheen gelukkig ook wel een paar uur per dag, maar was begin februari nog niet in staat om iets aan het koude weer te veranderen. In de nachten vroor het plaatselijk nog steeds tussen 10 en 15 graden, overdag was de vorst op de meeste plaatsen licht. Het Hellmann koudegetal in De Bilt was al tot meer dan 260 punten opgelopen. Ter vergelijking: de winter van 2010 (de koudste van deze eeuw) scoorde in totaal slechts 94,7 punten.
Rond 7 februari een aanval op de vorst
Op de oceaan, ten westen Ierland, lag de eerste week van februari al enkele dagen een lagedrukgebied. Aan zijn oostflank was de wind in Nederland zuidoostelijk, maar wist toch zachtere lucht ons land te bereiken. Op 7 februari kwam in het midden en zuiden voor het eerst sinds lange tijd dan ook de temperatuur weer eens (iets) boven nul, een dag later gebeurde dat ook in het noorden. In Limburg wees de thermometer zelfs al even 7 graden aan. In het noorden en midden kwam het in de nacht nog tot lichte vorst, in het zuiden gebeurde dat niet meer.
Weer toonde de winter veerkracht. Het lagedrukgebied ten westen van Ierland werd door drukstijgingen boven Scandinavië naar Frankrijk afgevoerd en in Nederland kwam de wind opnieuw in de noordoosthoek terecht. De koude lucht won vanuit het noorden terrein, al duurde het even voordat ook het zuiden weer in de vorst terechtkwam.
Opnieuw veel sneeuw
Aan de flank van het lagedrukgebied, dat over Midden-Europa naar het noordoosten trok, viel in Nederland op 11 en 12 februari sneeuw, het meeste in het zuiden van het land. Overal werd de sneeuwlaag weer hersteld. Een poging van een volgend lagedrukgebied om de vorst te verdringen, mislukte. Het was de straalstroom, die nog steeds bijzonder zuidelijk lag, die de zachte lucht te weinig rugdekking gaf om de klus te klaren. In Nederland bleef het vooral in de nachten vriezen, overdag was het rond het vriespunt. Verder overheerste de bewolking en viel soms wat sneeuw.
Met auto’s het IJsselmeer op
Omdat de ijslaag op het IJsselmeer zo dik was geworden – aan het einde van de winter wel 80 centimeter – kwam een aantal ijsclubs halverwege de februarimaand op het idee om een toertocht voor auto’s over het ijs uit te zetten. Een oliemaatschappij plaatste midden op het ijs een benzinepomp, de ANWB maakte bijzondere wegwijzers voor op het ijs en op vrijdag 19 februari ging het los. In totaal 912 automobilisten deden mee en de tocht verliep probleemloos. Om mee te doen moest per auto 10 gulden en per inzittende 2,50 gulden worden betaald. Een flink bedrag voor een tijd waarin lang niet iedereen over een auto beschikte. Omdat het een groot succes was, kwamen er extra tochten op 24 februari en op 3 maart (!). In totaal bijna 6000 deelnemers gingen in hun auto’s het ijs op en reden langs Workum, Hindeloopen, Stavoren, Enkhuizen, Wervershoof, Medemblik en Oude Zeug en moesten zo twee keer het IJsselmeer oversteken.
Ook buiten de tochten om reden mensen over het IJsselmeer. Er ontstond een stelsel van wegen. Omdat die niet tot het officiële wegennet behoorde, kon je er ook zonder rijbewijs rijden. Dat viel niet altijd mee. Op de oneindige witte vlakte was het, vooral als het eens begon te sneeuwen of er kwam mist opzetten, lastig om de juiste weg te vinden. Maar mooi was het wel.
Op het laatst ijskoude nachten
In de laatste week van de grote winter van 1963 lag er een hogedrukgebied boven Europa en was het in Nederland rustig weer. Na een lange periode met veel bewolking en bijna iedere dag wel een beetje sneeuw, kwam eindelijk de zon erdoor. In de nachten werd het stukken kouder en kwam het op diverse plaatsen tot zeer strenge vorst, met minimumtemperaturen tussen -15 en -20 graden. Overdag slaagde de sterke zon er in om het kwik toch weer tot dichtbij en later zelfs boven het vriespunt te laten stijgen. Maar omdat de lucht droog was, bleef dooi achterwege.
Naar het einde van de maand werden de temperatuurverschillen tussen de nacht en de dag alleen maar groter. Begin maart, toen de vorst ook nog aanhield, werden bijzondere dingen opgetekend. Zo vroor het in de nacht van de 3e maart in Eelde nog 15,6 graden, waarna de zon de temperatuur de middag erna tot maar liefst +8,7 graden opdreef, een verschil van ruim 24 graden. Het was de dag van de derde toertocht op het IJsselmeer. Nog duizend deelnemers waagden zich auto’s op het ijs, terwijl de zon dat ijs tijdens de middaguren al wel een beetje zacht maakte.
Winter loopt op zijn laatste benen
De winter liep op zijn laatste benen en dat kwam doordat de bovenlucht steeds warmer werd. Op 3 maart was het op een hoogte van 1500 meter alweer +3 graden. De laag met koude lucht aan de grond was nog maar dun en kon door de sterkere zon steeds makkelijker worden opgeruimd. Op 4 en 5 maart trok het hogedrukgebied over Centraal-Europa naar het oosten weg en kwam een einde aan de gemiddeld koudste winter van de vorige eeuw. In een groot deel van het land lag gedurende 70 dagen een sneeuwdek en het smelten van het ijs zou nog heel veel tijd in beslag nemen. Het Hellmann koudegetal kwam in De Bilt op 337,2 uit, goed voor een tweede plaats op de lijst, achter de winter van 1947, die uiteindelijk met ruim 348 punten nog altijd de koppositie heeft.
Niet alleen door de ogen van nu, maar ook toen werd de winter van 1963 als een heel bijzondere gezien. Er is later nog veel onderzoek naar gedaan in een poging om te verklaren waar die uithaal van de natuur ineens vandaan kwam. Morgen zullen ook wij in deel 4 van de serie een poging wagen.
Lees hier deel 1 uit de serie, over de aanloop en de start van de winter van 1963, lees hier deel 2 uit de serie over januari 1963 en de barre Elfstedentocht, lees hier deel 4 over hoe het allemaal toch zover kon komen en lees hier deel 5, waarin we de vraag beantwoorden of zoiets ook nu nog zou kunnen.